ECLI:NL:RBROT:2021:7105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
10/017455-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel, en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk brand stichten en mishandeling. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle. De tenlastelegging omvatte twee gevallen van brandstichting in klinieken, te weten Antes en De Kijvelanden/Fivoor, waarbij gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien haar psychische aandoeningen, waaronder een autismespectrumstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de feiten, maar sprak haar vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en TBS met voorwaarden. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte in een forensische setting, gezien haar complexe problematiek en het risico op recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/017455-21
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, locatie Zuid 2,
raadsman mr. R.A.F. Jansen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 mei en 10 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, onder 2 primair en het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling, met de voorwaarden zoals deze door de reclassering in de adviezen van 29 april en 8 juni 2021 zijn geadviseerd;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, in die zin dat bij beide branden levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, en gevaar voor goederen is ontstaan. Dit gelet op de aangiften, de getuigenverklaringen, de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaring van de bevelvoerder van de brandweer dat er bij beide branden sprake was van vergiftigingsgevaar door koolmonoxide.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde kan niet worden bewezen. Op het moment dat de verdachte de branden stichtte, was zij niet zichzelf. De verdediging stelt zich daarom op het standpunt dat het opzet niet kan worden bewezen, ook niet door te objectiveren. De verdachte heeft anderen niet bewust in gevaar gebracht, zij heeft zich het gevaar voor anderen niet gerealiseerd.
4.2.3.
Beoordeling
Namens Antes, gevestigd aan de [adres 1] is aangifte gedaan van brandstichting gepleegd op 9 december 2020, hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat het brandalarm af ging en dat in de kamer van de verdachte witte lakens in brand stonden. De verdachte was ten tijde van de brand als enige in haar slaapkamer aanwezig. De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting van 6 mei 2021 verklaard dat haar bedoeling was om rook te creëren, zodat zij ondanks de COVID-19 maatregelen naar buiten kon. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft zij eerst haar dekbed voor de deur van haar kamer gelegd en geprobeerd het dekbed aan te steken met een aansteker. Toen dit niet lukte, heeft zij vervolgens een laken uit de kast gepakt en geprobeerd het laken in brand te steken. Er kwam een klein vlammetje ter grootte van een waxinelichtje tevoorschijn, maar dit was niet genoeg om voldoende rook te veroorzaken. De verdachte heeft daarna met de aansteker vulling voor knuffels aangestoken, waarop grote vlammen en rook tevoorschijn kwamen. Aan de binnenkant van de deur zat rookschade en in de deuropening lagen witte lakens die zwart waren geworden door het vuur.
Gelet op de verklaring van de verdachte dat zij rook wilde maken en hiervoor ook meerdere goederen achter elkaar in brand heeft proberen te steken of heeft gestoken, oordeelt de rechtbank dat de verdachte door aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen is ontstaan. Niet is bewezen dat hierbij ook gevaar voor personen is ontstaan, nu de bevelvoerder van de brandweer alleen wat betreft de brandstichting van 5 januari 2021 expliciet en concreet spreekt van vergiftigingsgevaar door koolmonoxide.
Namens Fivoor/De Kijvelanden, gevestigd aan de [adres 2] is aangifte gedaan van brandstichting gepleegd op 5 januari 2021, hetgeen ten laste is gelegd onder feit 2. Uit de getuigenverklaringen volgt dat het brandalarm af ging in de kamer van de verdachte. De brand bevond zich in de badkamer van de verdachte en de vlammen waren tot wel een meter hoog. De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting van 6 mei 2021 verklaard dat zij een handdoek en een laken heeft gepakt en die in de douche van haar kamer heeft gelegd. Daar bovenop had zij een brief voor haar overleden paard neergelegd. De verdachte heeft verklaard dat het haar bedoeling was om vuur te maken, zodat de brief met de rook mee naar de hemel zou gaan. Vervolgens heeft zij het vuur aangestoken op de grond van de douche, waarna het vuur snel heel groot werd. Ook was er veel rookontwikkeling. Uit de aangifte volgt dat er in de gang en in de slaapkamer van de verdachte bluswater en roetresten op de grond lagen. Verder lagen er op de grond door brand aangetaste dekens, kleding en een laken. Voorts was de badkamermuur zwart geblakerd. De bevelvoerder van de brandweer heeft verklaard dat in het gehele blok waarin de kamer van de verdachte was gelegen koolmonoxide is aangetoond en dat er mensen gewond hadden kunnen raken door vergiftiging door koolmonoxide.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de verdachte door aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen en gevaar voor personen is ontstaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot beide brandstichtingen nog dat aan een bewezenverklaring niet af doet dat het opzet van de verdachte er niet op gericht was gevaar voor anderen (of voor goederen) te doen ontstaan. Voor een bewezenverklaring van opzettelijke brandstichting is slechts vereist dat het opzet van de verdachte gericht was op het stichten van brand en dat het gevaar voor personen en/of goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
4.2.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 primair en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 9 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk
brand heeft gesticht in een kliniek (Antes), gelegen aan de [adres 1]
, door (in haar slaapkamer) open vuur in aanraking te brengen met een dekbed
en lakens en de vulling van een knuffel,
ten gevolge waarvan (onder meer) beddengoed en
een deur in die kliniek geheel of gedeeltelijk zijn verbrand
en daarvan gemeen gevaar voor die kliniek
te duchten was;
2.
zij op 5 januari 2021 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk
brand heeft gesticht in een kliniek (De Kijvelanden/Fivoor), gelegen aan de
[adres 2] , door (in haar badkamer) open vuur in aanraking te brengen
met een handdoek en een laken en
kledingstukken,
ten gevolge waarvan (onder meer) een vloer
en beddengoed en een badkamermuur in die kliniek geheel of gedeeltelijk
zijn verbranden daarvan gemeen gevaar voor die kliniek en
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor medewerkers en patiënten
te duchten was;
3.
zij op 17 januari 2021 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het stichten van brand in een kliniek. Zij heeft hiermee bij de tweede brandstichting niet alleen zichzelf in gevaar gebracht, maar ook medebewoners en het personeel. Daarnaast is door de brandstichtingen schade ontstaan aan de kamer en aan goederen van de verdachte.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een zorgmedewerker. De verdachte heeft met het plegen van dit feit blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de medewerker van de kliniek waar zij verbleef, terwijl die medewerker niets meer deed dan haar werk: het begeleiden en behandelen van patiënten die zorg nodig hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater drs. S. Morsinkheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een autismespectrumstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een complexe rouwstoornis. Sinds januari 2020 is er sprake van ernstige emotionele en gedragsmatige ontregeling bij de verdachte, geluxeerd door het overlijden van haar paard. Ondanks klinische en ambulante behandeling in het jaar dat daarop volgde, ook in verplicht kader, werd geen duurzame stabiliteit bewerkstelligd. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de verdachte verplicht opgenomen in de GGZ vanwege vastgestelde psychische stoornissen. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde deels beïnvloed.
Over de ten laste gelegde brandstichting bij Antes: de verdachte was door beperkte emotieregulatie, voortkomend uit haar persoonlijkheidsstoornis, en rigide denkpatronen, voortkomend uit autisme, verminderd in staat om de gevolgen van haar gedrag volledig te overzien en haar gedrag bij te sturen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij anderen bewust in gevaar wilde brengen of beschadigen.
Over de ten laste gelegde brandstichting bij Fivoor: de verhoogde betekenis die de verdachte geeft aan de communicatie met haar paard in de hemel is niet psychotisch van aard en lijkt eerder voort te komen uit het autistische denkpatroon. Datzelfde geldt voor haar ridige overtuiging alleen met haar paard te kunnen communiceren door het verbranden van een brief die op die manier naar de hemel zou kunnen gaan. De verdachte voelde zich door de naderende sterfdatum van haar paard dermate emotioneel overspoeld dat zij verminderd in staat was om nog gedragsalternatieven te bedenken. Ze had geen intentie om anderen of zichzelf in gevaar te brengen.
Over de ten laste gelegde mishandeling: vanuit haar persoonlijkheidsproblematiek is de verdachte verminderd in staat om haar impulsen adequaat te bedwingen en haar gedrag bij te sturen. De verdachte had niet de intentie om de verpleegkundige gericht letsel te bezorgen.
Voor alle drie de feiten adviseren rapporteurs deze in een verminderende mate aan haar toe te rekenen.
De combinatie van een ernstige psychische stoornis (autismespectrumstoornis) en ernstige persoonlijkheidsstoornis bij de bijzondere omstandigheden van complex verlopen rouw, vormt de rechtstreekse aanleiding van een zeer moeizaam verlopende behandeling in het voorbije jaar. De verdachte is emotioneel en gedragsmatig instabiel, laat al langere tijd ernstig zelfdestructief gedrag inclusief suïcidepogingen zien en heeft gebrekkig inzicht in haar stoornis, evenals in haar risicoverhogende factoren. Behandelresponsiviteit is vooralsnog beperkt, al heeft de verdachte ook niet de geëigende gespecialiseerde behandeling gehad. Zolang onderliggende stoornissen niet adequaat zijn behandeld, wordt herhaling van soortgelijk delictgedrag ingeschat als matig.
Naast een voldoende hoog beveligingsniveau (niveau 3, FPK) dient passende gedragstherapeutische behandeling ingezet te worden ter verbetering van de emotieregulatie en om meer adequate copingsstrategieën aan te leren. Hierbij dient voldoende expertise aanwezig te zijn om haar, rekening houdend met de beperkingen voortkomend uit haar autismespectrumstoornis, adequaat te begeleiden (werken met concrete doelstellingen, heldere communicatie, inzet op gedrag en niet op emotie). Aandacht voor rouwverwerking is noodzakelijk om haar te leren omgaan met het verlies van haar paard. Vervolgens dient geleidelijk te worden toegewerkt naar resocialisatie naar een geschikte (beschermde) woonvorm, inclusief zingeving en adequate daginvulling, bijvoorbeeld door het volgen van een vervolgopleiding of het vinden van (vrijwilligers)werk. Geadviseerd wordt om bovenstaande interventies plaats te laten vinden in het kader van TBS met voorwaarden.
Klinisch psycholoog drs. W.J.L. Landerheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is sprake van een psychische stoornis in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een autismespectrumstoornis, een dysthyme stoornis en een complexe rouwstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bestonden bovengenoemde stoornissen; de borderline persoonlijkheidsstoornis en autismespectrumstoornis waren forensisch het meest relevant. Bovengenoemde stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed.
Op basis van de psychische kwetsbaarheid en de beperkte emotiecontrole is de verdachte ten tijde van feit 1 en 2 op de tenlastelegging in een mindere mate in staat geweest om spanning en innerlijke onrust op een adequate wijze af te laten vloeien. Tevens had de verdachte rigide ideeën, vaste overtuigingen en een preoccupatie met de besluiten die zij had genomen. Zij was hierbij in mindere mate in staat om de consequenties van haar gedrag geheel te overzien. Bij feit 3 op de tenlastelegging heeft naast de psychische kwetsbaarheid en de beperkte emotiecontrole ook de beperkte impulscontrole een rol gespeeld. Bij dit feit hebben rigide ideeën geen rol gespeeld.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd alle drie de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig beoordeeld. Als de verdachte meer stabiliteit in haar leven krijgt door middel van toezicht en intensieve hulpverlening, zal het recidiverisico verminderen.
Aangezien de borderline persoonlijkheidsstoornis forensisch het meest relevant is, is het van belang dat de behandeling primair gericht is op deze stoornis. Er kan hierbij gedacht worden aan DGT (Dialectische Gedrags Therapie) die erop gericht is om beter te leren omgaan met heftige emoties, zoals verdriet, somberheid en boosheid. Uit de informatie van het FHIC (Forensische High & Intensive Care) van Fivoor blijkt dat bij een klinische behandeling het suïcidale gedrag van de verdachte kan toenemen. Om deze reden dient de duur van de klinische fase van de behandeling zo kort mogelijk te zijn. Vanuit preventief oogpunt dient het suïcidale gedrag gemonitord te worden en dient het voorkomen van suïcidaal gedrag een onderdeel van de behandeling te zijn. De klinische behandeling dient sowieso plaats te vinden in een setting met een gepast beveiligingsniveau, zoals een FPA of een FPK.
De behandeling tijdens de klinische fase dient opgevolgd te worden door een behandeling binnen een ambulante setting. Gezien het algehele disfunctioneren, en de moeite met zelfstandig wonen, is het wenselijk dat tijdens de klinische fase een traject van beschermd wonen wordt opgestart en uitgevoerd. Gegeven de ernst van de problematiek en het geringe effect van voorgaande behandelingen, zal naar schatting de behandeling een aantal jaren duren.
De verdachte heeft een blanco justitiële voorgeschiedenis en er heeft nooit een behandeling
plaatsgevonden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Mogelijk biedt dit juridische kader voldoende waarborg om het gevaar voor de samenleving voldoende af te wenden. Het risico bij dit juridische kader is dat de verdachte afziet van de behandelverplichting, het voorwaardelijke strafdeel verkiest en dat zij dan zonder behandelverplichting weer in de samenleving komt.
Een andere optie is dat de behandeling plaatsvindt in het kader van TBS met voorwaarden.
De voornaamste voorwaarde zal dan zijn dat de verdachte zich laat behandelen en wanneer zij hier van afziet, zal er een omzetting naar TBS met dwangverpleging plaatsvinden. Dit juridische kader zal wel voldoende waarborg bieden om het gevaar voor de samenleving
voldoende af te wenden. Aan de hand van een maatregelenrapportage door de Reclassering
kan het kader van TBS met voorwaarden worden onderzocht.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering is van mening dat interventies in een gedwongen kader noodzakelijk zijn om de kans op recidive in te perken. Omdat de verdachte zich het afgelopen jaar diverse keren aan zorg onttrok en zij nu ambivalent staat tegenover een klinisch traject (als start van de noodzakelijk bevonden behandeling), adviseert de reclassering TBS met voorwaarden op te leggen om te voorkomen dat de verdachte onbehandeld zal blijven. De verdachte begrijpt de benodigde interventies zoals die door de Pro Justitia rapporteurs geformuleerd worden maar zij heeft een rigide denkwijze en neemt, zo lijkt het, beslissingen met oog op voordeel op de korte termijn: weer zelf kunnen zorgen voor haar dieren waar ze erg aan gehecht is. Tijdens de rapportbespreking toonde ze zich echter wel gemotiveerd voor klinische behandeling. Het zal geen gemakkelijke opgave zijn om het noodzakelijke traject tot een positief resultaat te laten leiden enerzijds vanwege het ontbreken van een betrouwbare bereidheid van de verdachte om mee te werken aan dit traject en anderzijds vanwege haar complexe problematiek waardoor er zich vermoedelijk incidenten zullen voordoen.
Het risico op de recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als matig tot hoog.
De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden met de onderstaande voorwaarden, waarop de reclassering het toezicht kan uitoefenen. De reclassering vindt het op het moment een stap te ver gaan om over te gaan tot TBS met dwangverpleging. De voorwaarden betreffen:
  • de verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de verdachte zal meewerken aan het toezicht van Reclassering Nederland. Deze medewerking houdt onder andere in:
 De verdachte meldt zich op afspraken bij de relcassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 De verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
 De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
 De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
 De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • de verdachte zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • de verdachte zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
  • De verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing of een soortgelijke instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt). De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Er is op dit moment nog geen naam van een zorginstelling bekend die de verdachte een behandelaanbod wil doen. Als gevolg daarvan is er ook nog geen opnamedatum bekend. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • de verdachte zal zich laten behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Aanvullend heeft
Reclassering Nederlandeen rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juni 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Voor het eerdere advies en de geadviseerde voorwaarden verwijst de reclassering naar het reclasseringsadvies van 29 april 2021. Een klinische opname, aansluitend op detentie, kan plaatsvinden drie maanden na vonniswijzing. Om tot een klinische plaatsing te komen binnen een forensisch kader is er een indicatiestelling van het NIFP-IFZ nodig. Deze is afgegeven op 28 april 2021. De voorwaarde ‘opname in een zorginstelling’ wordt als volgt:
- de verdachte laat zich opnemen in de FPK te Assen of een soortgelijke instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt) te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Tot slot heeft
Reclassering Nederlandeen rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juni 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft op 8 juni 2021 ’s avonds opnieuw brand gesticht (met beperkte materiële schade tot gevolg), vermoedelijk in reactie op het haar die dag meegedeelde bericht dat zij – anders dan zij verwacht/wenst – niet in het kader van een eventuele TBS met voorwaarden kan worden opgenomen in de FPK te Rotterdam, maar zal worden geplaatst in de FPK te Assen. Gelet op dit incident adviseert de reclassering negatief over TBS met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De reclassering en het NIFP-IFZ hadden al een sombere prognose ten aanzien van de haalbaarheid van een TBS met voorwaarden. Ook (het onderzoek naar) de uitvoerbaarheid verliep moeizaam; er is geen kliniek die de verdachte een aanbod doet. DIZ wilde haar doorzettingsmacht gebruiken om de verdachte te plaatsen in FPK Assen (of soortgelijke instelling) bij een eventuele TBS met voorwaarden. Gezien de forse ontregeling van de verdachte waarbij sprake is van hernieuwd delictgedrag, acht de reclassering een TBS met voorwaarden niet langer haalbaar en uitvoerbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Op grond van de conclusie van de rapporteurs dat de verdachte lijdende is aan een autismespectrumstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een dysthyme stoornis en een complexe rouwstoornis en dat deze stoornissen deels de gedragskeuzes en gedragingen van de verdache ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed, acht de rechtbank de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is om de verdachte op de juiste manier te behandelen en om recidive te voorkomen.
Zoals hiervoor is overwogen, is door de psychiater en psycholoog vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een autismespectrumstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een dysthyme stoornis en een complexe rouwstoornis. Vastgesteld wordt voorts dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. Ook aan de overige voorwaarden voor oplegging van een TBS met voorwaarden is voldaan.
Aan de verdachte zal, gelet op het voorgaande, een terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. Anders dan door de reclassering op 9 juni 2021 is geadviseerd, oordeelt de rechtbank - met de officier van justitie - dat TBS met voorwaarden de meest passende maatregel is. Dit gelet op de rapportages van de psychiater en de psycholoog en de bevindingen en het advies van [naam] op de terechtzitting van 10 juni 2021. Aan de terbeschikkingstelling zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in de rapportages van 26 april en 8 juni 2021. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank is op grond van wat zij heeft gehoord, gelezen en gezien ter zitting van oordeel dat een gesloten setting de verdachte - gelet op haar problematiek - zeer zwaar valt en dat ernaar moet worden gestreefd om de opname in het kader van de TBS met voorwaarden zo kort mogelijk te laten duren (uiteraard met inachtneming van het gevaarsrisico). Verder merkt de rechtbank op dat, gelet op onder meer hetgeen door [naam] naar voren is gebracht, het de behandeling van de verdachte waarschijnlijk zeer ten goede zou komen indien de verdachte zou worden opgenomen en behandeld in een FPK in de regio Rotterdam, in de buurt van haar familie en dieren. De rechtbank verzoekt de Dienst Individuele Zaken met klem te bezien of een plaatsing in een FPK te Assen voor de verdachte wel een goede beslissing is en eventueel te onderzoeken of binnen afzienbare termijn een overplaatsing naar een kliniek in de regio Rotterdam mogelijk is.
De rechtbank zal, gelet op de noodzaak tot snelle behandeling en het hoge recidiverisico, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
daarbij geldt als algemene voorwaarde dat de ter beschikking gestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde zal meewerken aan het toezicht van Reclassering Nederland. Deze medewerking houdt onder andere in:
De ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de relcassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
De ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
De ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken.
De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
De ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
De ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht.
de ter beschikking gestelde zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
de ter beschikking gestelde zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in de FPK te Assen of een soortgelijke instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt) te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
de ter beschikking gestelde zal zich laten behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 9 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk
brand heeft gesticht in een kliniek (Antes), gelegen aan de [adres 1]
, door (in haar slaapkamer) open vuur in aanraking te brengen met een dekbed
en/of een of meer lakens en/of linnengoed en/of de vulling van een knuffel,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan (ondermeer) een of meer vloer(en) en/of beddengoed en/of
een of meer deur(en) in die kliniek geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die kliniek, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor een of meer medewerkers en/of een of meer patiënten, in elk
geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer medewerkers en/of een of
meer patiënten, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer
lakens en/of linnengoed en/of vloer(en) en/of beddengoed en/of deur(en) en/of
een dekbed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan Antes toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 5 januari 2021 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk
brand heeft gesticht in een kliniek (De Kijvelanden/Fivoor), gelegen aan de
[adres 2] , door (in haar badkamer) open vuur in aanraking te brengen
met een handdoek en/of een laken en/of een separeerdeken en/of een of meer
kledingstukken en/of een kussen,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan (ondermeer) een of meer vloer(en) en/of deur(en) en/of tegels
en/of beddengoed en/of een badkamermuur in die kliniek geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die kliniek, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor een of meer medewerkers en/of een of meer patiënten, in elk
geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer medewerkers en/of een of
meer patiënten, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 januari 2021 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk en wederrechtelijk
een handdoek en/of een laken en/of een separeerdeken en/of beddengoed en/of
een kussen en/of een badkamermuur en/of een of meer kledingstukken en/of
vloer(en) en/of deur(en) en/of tegels in die kliniek, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander, te weten aan De Kijvelanden/Fivoor toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
zij op of omstreeks 17 januari 2021 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] in/op/tegen het gezicht, althans het
hoofd, te slaan en/of te stompen.