7.3.2.Rapportages
Psychiater drs. S. Morsinkheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een autismespectrumstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een complexe rouwstoornis. Sinds januari 2020 is er sprake van ernstige emotionele en gedragsmatige ontregeling bij de verdachte, geluxeerd door het overlijden van haar paard. Ondanks klinische en ambulante behandeling in het jaar dat daarop volgde, ook in verplicht kader, werd geen duurzame stabiliteit bewerkstelligd. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de verdachte verplicht opgenomen in de GGZ vanwege vastgestelde psychische stoornissen. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde deels beïnvloed.
Over de ten laste gelegde brandstichting bij Antes: de verdachte was door beperkte emotieregulatie, voortkomend uit haar persoonlijkheidsstoornis, en rigide denkpatronen, voortkomend uit autisme, verminderd in staat om de gevolgen van haar gedrag volledig te overzien en haar gedrag bij te sturen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij anderen bewust in gevaar wilde brengen of beschadigen.
Over de ten laste gelegde brandstichting bij Fivoor: de verhoogde betekenis die de verdachte geeft aan de communicatie met haar paard in de hemel is niet psychotisch van aard en lijkt eerder voort te komen uit het autistische denkpatroon. Datzelfde geldt voor haar ridige overtuiging alleen met haar paard te kunnen communiceren door het verbranden van een brief die op die manier naar de hemel zou kunnen gaan. De verdachte voelde zich door de naderende sterfdatum van haar paard dermate emotioneel overspoeld dat zij verminderd in staat was om nog gedragsalternatieven te bedenken. Ze had geen intentie om anderen of zichzelf in gevaar te brengen.
Over de ten laste gelegde mishandeling: vanuit haar persoonlijkheidsproblematiek is de verdachte verminderd in staat om haar impulsen adequaat te bedwingen en haar gedrag bij te sturen. De verdachte had niet de intentie om de verpleegkundige gericht letsel te bezorgen.
Voor alle drie de feiten adviseren rapporteurs deze in een verminderende mate aan haar toe te rekenen.
De combinatie van een ernstige psychische stoornis (autismespectrumstoornis) en ernstige persoonlijkheidsstoornis bij de bijzondere omstandigheden van complex verlopen rouw, vormt de rechtstreekse aanleiding van een zeer moeizaam verlopende behandeling in het voorbije jaar. De verdachte is emotioneel en gedragsmatig instabiel, laat al langere tijd ernstig zelfdestructief gedrag inclusief suïcidepogingen zien en heeft gebrekkig inzicht in haar stoornis, evenals in haar risicoverhogende factoren. Behandelresponsiviteit is vooralsnog beperkt, al heeft de verdachte ook niet de geëigende gespecialiseerde behandeling gehad. Zolang onderliggende stoornissen niet adequaat zijn behandeld, wordt herhaling van soortgelijk delictgedrag ingeschat als matig.
Naast een voldoende hoog beveligingsniveau (niveau 3, FPK) dient passende gedragstherapeutische behandeling ingezet te worden ter verbetering van de emotieregulatie en om meer adequate copingsstrategieën aan te leren. Hierbij dient voldoende expertise aanwezig te zijn om haar, rekening houdend met de beperkingen voortkomend uit haar autismespectrumstoornis, adequaat te begeleiden (werken met concrete doelstellingen, heldere communicatie, inzet op gedrag en niet op emotie). Aandacht voor rouwverwerking is noodzakelijk om haar te leren omgaan met het verlies van haar paard. Vervolgens dient geleidelijk te worden toegewerkt naar resocialisatie naar een geschikte (beschermde) woonvorm, inclusief zingeving en adequate daginvulling, bijvoorbeeld door het volgen van een vervolgopleiding of het vinden van (vrijwilligers)werk. Geadviseerd wordt om bovenstaande interventies plaats te laten vinden in het kader van TBS met voorwaarden.
Klinisch psycholoog drs. W.J.L. Landerheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is sprake van een psychische stoornis in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een autismespectrumstoornis, een dysthyme stoornis en een complexe rouwstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bestonden bovengenoemde stoornissen; de borderline persoonlijkheidsstoornis en autismespectrumstoornis waren forensisch het meest relevant. Bovengenoemde stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed.
Op basis van de psychische kwetsbaarheid en de beperkte emotiecontrole is de verdachte ten tijde van feit 1 en 2 op de tenlastelegging in een mindere mate in staat geweest om spanning en innerlijke onrust op een adequate wijze af te laten vloeien. Tevens had de verdachte rigide ideeën, vaste overtuigingen en een preoccupatie met de besluiten die zij had genomen. Zij was hierbij in mindere mate in staat om de consequenties van haar gedrag geheel te overzien. Bij feit 3 op de tenlastelegging heeft naast de psychische kwetsbaarheid en de beperkte emotiecontrole ook de beperkte impulscontrole een rol gespeeld. Bij dit feit hebben rigide ideeën geen rol gespeeld.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd alle drie de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig beoordeeld. Als de verdachte meer stabiliteit in haar leven krijgt door middel van toezicht en intensieve hulpverlening, zal het recidiverisico verminderen.
Aangezien de borderline persoonlijkheidsstoornis forensisch het meest relevant is, is het van belang dat de behandeling primair gericht is op deze stoornis. Er kan hierbij gedacht worden aan DGT (Dialectische Gedrags Therapie) die erop gericht is om beter te leren omgaan met heftige emoties, zoals verdriet, somberheid en boosheid. Uit de informatie van het FHIC (Forensische High & Intensive Care) van Fivoor blijkt dat bij een klinische behandeling het suïcidale gedrag van de verdachte kan toenemen. Om deze reden dient de duur van de klinische fase van de behandeling zo kort mogelijk te zijn. Vanuit preventief oogpunt dient het suïcidale gedrag gemonitord te worden en dient het voorkomen van suïcidaal gedrag een onderdeel van de behandeling te zijn. De klinische behandeling dient sowieso plaats te vinden in een setting met een gepast beveiligingsniveau, zoals een FPA of een FPK.
De behandeling tijdens de klinische fase dient opgevolgd te worden door een behandeling binnen een ambulante setting. Gezien het algehele disfunctioneren, en de moeite met zelfstandig wonen, is het wenselijk dat tijdens de klinische fase een traject van beschermd wonen wordt opgestart en uitgevoerd. Gegeven de ernst van de problematiek en het geringe effect van voorgaande behandelingen, zal naar schatting de behandeling een aantal jaren duren.
De verdachte heeft een blanco justitiële voorgeschiedenis en er heeft nooit een behandeling
plaatsgevonden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Mogelijk biedt dit juridische kader voldoende waarborg om het gevaar voor de samenleving voldoende af te wenden. Het risico bij dit juridische kader is dat de verdachte afziet van de behandelverplichting, het voorwaardelijke strafdeel verkiest en dat zij dan zonder behandelverplichting weer in de samenleving komt.
Een andere optie is dat de behandeling plaatsvindt in het kader van TBS met voorwaarden.
De voornaamste voorwaarde zal dan zijn dat de verdachte zich laat behandelen en wanneer zij hier van afziet, zal er een omzetting naar TBS met dwangverpleging plaatsvinden. Dit juridische kader zal wel voldoende waarborg bieden om het gevaar voor de samenleving
voldoende af te wenden. Aan de hand van een maatregelenrapportage door de Reclassering
kan het kader van TBS met voorwaarden worden onderzocht.
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering is van mening dat interventies in een gedwongen kader noodzakelijk zijn om de kans op recidive in te perken. Omdat de verdachte zich het afgelopen jaar diverse keren aan zorg onttrok en zij nu ambivalent staat tegenover een klinisch traject (als start van de noodzakelijk bevonden behandeling), adviseert de reclassering TBS met voorwaarden op te leggen om te voorkomen dat de verdachte onbehandeld zal blijven. De verdachte begrijpt de benodigde interventies zoals die door de Pro Justitia rapporteurs geformuleerd worden maar zij heeft een rigide denkwijze en neemt, zo lijkt het, beslissingen met oog op voordeel op de korte termijn: weer zelf kunnen zorgen voor haar dieren waar ze erg aan gehecht is. Tijdens de rapportbespreking toonde ze zich echter wel gemotiveerd voor klinische behandeling. Het zal geen gemakkelijke opgave zijn om het noodzakelijke traject tot een positief resultaat te laten leiden enerzijds vanwege het ontbreken van een betrouwbare bereidheid van de verdachte om mee te werken aan dit traject en anderzijds vanwege haar complexe problematiek waardoor er zich vermoedelijk incidenten zullen voordoen.
Het risico op de recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als matig tot hoog.
De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden met de onderstaande voorwaarden, waarop de reclassering het toezicht kan uitoefenen. De reclassering vindt het op het moment een stap te ver gaan om over te gaan tot TBS met dwangverpleging. De voorwaarden betreffen:
- de verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de verdachte zal meewerken aan het toezicht van Reclassering Nederland. Deze medewerking houdt onder andere in:
De verdachte meldt zich op afspraken bij de relcassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
De verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
- de verdachte zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
- de verdachte zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
- De verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing of een soortgelijke instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt). De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Er is op dit moment nog geen naam van een zorginstelling bekend die de verdachte een behandelaanbod wil doen. Als gevolg daarvan is er ook nog geen opnamedatum bekend. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- de verdachte zal zich laten behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- de verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Aanvullend heeft
Reclassering Nederlandeen rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juni 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Voor het eerdere advies en de geadviseerde voorwaarden verwijst de reclassering naar het reclasseringsadvies van 29 april 2021. Een klinische opname, aansluitend op detentie, kan plaatsvinden drie maanden na vonniswijzing. Om tot een klinische plaatsing te komen binnen een forensisch kader is er een indicatiestelling van het NIFP-IFZ nodig. Deze is afgegeven op 28 april 2021. De voorwaarde ‘opname in een zorginstelling’ wordt als volgt:
- de verdachte laat zich opnemen in de FPK te Assen of een soortgelijke instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt) te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Tot slot heeft
Reclassering Nederlandeen rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juni 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft op 8 juni 2021 ’s avonds opnieuw brand gesticht (met beperkte materiële schade tot gevolg), vermoedelijk in reactie op het haar die dag meegedeelde bericht dat zij – anders dan zij verwacht/wenst – niet in het kader van een eventuele TBS met voorwaarden kan worden opgenomen in de FPK te Rotterdam, maar zal worden geplaatst in de FPK te Assen. Gelet op dit incident adviseert de reclassering negatief over TBS met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De reclassering en het NIFP-IFZ hadden al een sombere prognose ten aanzien van de haalbaarheid van een TBS met voorwaarden. Ook (het onderzoek naar) de uitvoerbaarheid verliep moeizaam; er is geen kliniek die de verdachte een aanbod doet. DIZ wilde haar doorzettingsmacht gebruiken om de verdachte te plaatsen in FPK Assen (of soortgelijke instelling) bij een eventuele TBS met voorwaarden. Gezien de forse ontregeling van de verdachte waarbij sprake is van hernieuwd delictgedrag, acht de reclassering een TBS met voorwaarden niet langer haalbaar en uitvoerbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.