ECLI:NL:RBROT:2021:7102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
10/000059-21, 10/184602-20, 10/069100-19, 10/275184-20 en 10/035765-21 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van harddrugs en veroordeling tot taakstraf voor openlijke geweldpleging en niet voldoen aan een ambtelijk bevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van harddrugs, openlijke geweldpleging en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot het voorhanden hebben van harddrugs, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 januari 2021 opzettelijk niet had voldaan aan een gebiedsverbod, wat wel bewezen werd verklaard. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging op 23 maart 2019, waarbij hij samen met een vriend geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen op een terras. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen respect had getoond voor het bevoegde gezag door het gebiedsverbod te negeren en dat zijn gedrag bijdroeg aan maatschappelijke onrust.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/000059-21, 10/184602-20, 10/069100-19, 10/275184-20 en 10/035765-21 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 20 mei 2021
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. N. Aydoğan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2021 en 6 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde onder 1 en 2 met parketnummer 10/184602-20 en vrijspraak van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/035765-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/00059-21, het ten laste gelegde onder 3 met parketnummer 10/184602-20, het ten laste gelegde onder parketnummer 10/069100-19 en het ten laste gelegde onder parketnummer 10-275184-20;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder parketnummer 10/184602-20 onder 1 (opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs) en onder 2 (opzettelijk telen/handelen/vervoeren althans aanwezig hebben van harddrugs) niet wettig en overtuigend is bewezen. Tevens is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder parketnummer 10/035765-21 ten laste gelegde (met een ander althans alleen opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs) niet wettig en overtuigend is bewezen. Gelet op het voorgaande wordt verdachte zonder nadere motivering van de hiervoor genoemde feiten vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/00059-21 ten laste gelegde opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel, te weten een gebiedsverbod, op 1 januari 2021 te Rotterdam is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/184602-20
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van een wapen van categorie I, van de Wet wapens en munitie, bewezen kan worden verklaard.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.3.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal betreffende het onderzoek aan het wapen blijkt dat het een nabootsing is van een pistool dat voor wat betreft vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen namelijk een pistool van het merk Heckler & Koch, model P10. Daargelaten of de in dat proces-verbaal vermelde conclusie juist is dat dit voorwerp een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de WWM, gelet op artikel 3 onder
bvan de Regeling wapens en munitie (voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG), is de rechtbank van oordeel dat op basis van dit proces-verbaal niet kan worden bewezen dat het een wapen is zoals genoemd in de tenlastelegging, namelijk een voorwerp als bedoeld onder artikel 3, sub
g, van de Regeling wapens en munitie.
Gelet op het voorgaande is het onder 3 ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/184602-20 niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/069100-19
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 10/069100-19 ten laste gelegde feit, openlijke geweldpleging, bewezen kan worden verklaard.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het eigen aandeel van aangever in het incident en het feit dat de verdachte na het incident zijn excuses heeft aangeboden.
4.4.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 23 maart 2019 heeft tussen 02:15 uur en 02:26 uur een incident plaatsgevonden bij [naam café] , te [plaatsnaam] . Door twee personen werden terrasstoelen en terrastafels omgegooid en terrastafels, een terraskaars en een hekstandaard richting aanwezigen op het terras, te weten [naam aangever] , [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] , gegooid. Ook staat vast dat de verdachte die nacht samen met zijn vriend aanwezig was bij [naam café] . De verdachte is een Pakistaanse jongen. Hij droeg die nacht onder meer een zwart vest en een licht bruine Gucci pet.
De rechtbank staat voor de vraag of de verdachte betrokken was bij de hiervoor omschreven openlijke geweldpleging. De verdachte erkent dat hij toen met een vriend betrokken is geweest bij een scheldpartij bij [naam café] , maar ontkent dat geweldshandelingen zijn gepleegd zoals omschreven in de tenlastelegging.
Verbalisant [naam agent 1] heeft in een proces-verbaal van 24 maart 2019 gerelateerd dat zij beelden heeft bekeken van het incident op 23 maart 2019 bij [naam café] . Het betroffen beelden van binnen en buiten het café. Op de beelden van binnen het café zag zij de verdachte [naam verdachte] met een petje op zijn hoofd. Zij zag op de beelden dat de verdachte samen was met een andere jongen, zonder pet. Zij herkende de verdachte en de medeverdachte op beeld, omdat zij hen had verhoord. Op de beelden buiten het café zag zij omstreeks 02:24 uur een schermutseling ontstaan. Zij zag twee mannen verschijnen, één van deze mannen droeg een pet. De verdachte zonder pet pakte twee stoelen van het terras, gooide deze op de grond en gooide één van de stoelen om. De verdachte met pet bukte bij een kast op het plein en liep richting het café. Zij zag dat hij in zijn linkerhand iets vasthield. De verdachte met pet gooide dit voorwerp in de lucht, richting het café. Vervolgens pakte de verdachte met pet een stoel en gooide deze richting het café. De verdachte met pet rende naar één van de tafels op het terras en pakte daar iets vanaf. Hij gooide met dit voorwerp richting het café. De verbalisant zag dat de mannen op het terras voor het café in de lucht keken en met hun hoofden draaiden in de richting van het café.
De waarnemingen van de verbalisant worden ondersteund door de verklaringen van aangever [naam aangever] en de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] .
Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat hij op 23 maart 2019 omstreeks 02:20 uur twee mannen op het terras zag zitten. De ene man was gekleed in een strakke zwarte jas met een goudkleurige pet op en de andere man had een strakke zwarte jas aan. Deze personen zaten eerst binnen. Omdat beide mannen te luidruchtig werden, verzocht aangever hen van het terras weg te gaan. De jongen met de pet begon vervolgens te schelden. De jongen zonder pet stond op, tilde een tafel op en gooide die richting aangever. Aangever zag dat dezelfde jongen nog een tafel pakte en omgooide richting aangever en gasten en collega’s van aangever die naast hem stonden. Terwijl hij wegliep gooide deze jongen nog 2 of 3 tafels om. De jongen met de pet gooide een terraskaars/kaarsenhouder in de richting van aangever. Aangever zag ook dat de jongen met de pet een ijzeren voorwerp gooide richting aangever en zijn collega’s. Dit was een ijzeren poot die onder in een kast lag aan het einde van het terras.
De verklaringen van [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] komen in grote lijnen met elkaar overeen. Samengevat verklaren zij dat zij op 23 maart 2019 aanwezig waren bij [naam café] . Zij zagen twee jongens, vermoedelijk een Hindoestaanse en Marokkaanse jongen, op het terras. Er ontstond onenigheid. Zij zagen dat een van die jongens met een kaars gooide richting het café, waar zij ook stonden. Zij zagen dat de andere jongen gooide met tafels. [naam getuige 2] zag dat de Marokkaanse jongen ook stoelen omgooide. [naam getuige 3] en [naam getuige 4] verklaren dat zij zagen dat een van de jongens met een groot stalen voorwerp gooide richting de mensen op het terras.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande, alles in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene was met de pet en dat hij in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen [naam aangever] , [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] , en tegen goederen, namelijk door terrastafels en terrasstoelen om te gooien en door terrastafels, een hekstandaard en een terraskaars te gooien in de richting van voornoemde personen.
4.5.
Bewijswaardering ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/275184-20
4.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 10/275184-20 ten laste gelegde opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel, te weten een gebiedsverbod, op 2 november 2020 te Rotterdam bewezen kan worden verklaard.
4.5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft op 28 oktober 2020 getekend voor ontvangst van het besluit van de burgemeester van Rotterdam van 27 oktober 2020, inhoudende een gebiedsverbod. De verdachte heeft het besluit echter niet gelezen. Hij wist niet dat het verbod al was ingegaan, zodat geen sprake was van opzet.
4.5.3.
Beoordeling
Verbalisanten [naam agent 2] en [naam agent 3] hebben in een proces-verbaal van 2 november 2020 gerelateerd dat zij op 2 november 2020 omstreeks 09:50 uur surveilleerden op de 1e Middellandstraat te Rotterdam. Ter hoogte van nummer [nummer] zagen verbalisanten de verdachte, die hen bekend is, met een ander persoon staan praten. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat de verdachte een gebiedsverbod had voor de omgeving van de 1e Middellandstraat.
Uit de brief van 27 oktober 2020 gericht aan de verdachte met kenmerk [kenmerk] blijkt dat door de burgemeester van Rotterdam aan verdachte een gebiedsverbod is opgelegd. Het gebiedsverbod duurde drie maanden en betrof de wijken CS-kwartier en Middelland. De 1e Middellandstraat ter hoogte van nummer [nummer] valt binnen dat gebied.
Verder blijkt uit het uitreikingsformulier dat ambtenaar [naam ambtenaar] op 28 oktober 2020 voornoemde brief met kenmerk [kenmerk] aan de verdachte heeft uitgereikt en dat de verdachte heeft getekend voor ontvangst.
De verdachte heeft verklaard dat zijn advocaat zienswijzen had ingediend tegen het voorgenomen gebiedsverbod en dat deze nog in behandeling waren. Hij dacht daarom dat hij nog in de wijk Middelland mocht komen. Hij heeft wel getekend voor uitreiking van het gebiedsverbod. Hij dacht dat hij alleen tekende ter bevestiging dat hij het had gezien.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de brief van 27 oktober 2020 staat duidelijk dat aan de verdachte een gebiedsverbod wordt opgelegd en vanaf wanneer en voor welke periode dit gebiedsverbod geldt. Ook staat in de brief een reactie op de zienswijzen. Dat, zoals de verdachte verklaart, de verdachte de brief niet heeft gelezen komt voor zijn risico. De verdachte had de brief kunnen en ook moeten lezen, zodat hij op de hoogte had kunnen en moeten zijn van het gebiedsverbod.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer onder 10/275184-20.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/069100-19 en het onder parketnummer 10/275184-20 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/00059-21 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/000059-21
hij op 1 januari 2021 te Rotterdam
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk
[kenmerk]
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet,
gedaan door de burgemeester van Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 27 oktober 2020
tot en met 26 januari 2021 niet mocht bevinden in het gebied behorende bij de
wijken Middelland en CS-kwartier,
door zich op voornoemde datum omstreek
s02:22 uur op een
openbare weg gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
10/069100-19
hij op 23 maart 2019 te Rotterdam
openlijk, te weten, op de Meent, ,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
personenen
goederente weten tegen
[naam aangever] en [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en [naam getuige 3] en
[naam getuige 4] en terrastafels en terrasstoelen en een
hekstandaard, en een terraskaars
door die terrastafelsen die terrasstoelen om te gooien en die terrastafels
en die hekstandaard, en
die terraskaars te gooien in de richting van die genoemde personen;
10/275184-20
hij op 2 november 2020 te Rotterdam
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk
[kenmerk]
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet,
gedaan door de burgemeester van gemeente Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode 28 oktober 2020 tot
27 januari2021 niet mocht bevinden in het gebied CS, betreft het gebied
gelegen tussen het Weena, Hofplein, Schiekade, Walenburgerweg, Statenweg,
Statentunnel en de straten die daarbinnen zijn gelegen
enHet gebied Middelland, betreft het gebied gelegen tussen Rochussenstraat,
's-Gravendijkwal, Henegouwerlaan, Beukelsdijk, Heemraadssingel en de straten die
daarbinnen zijn gelegen,
door, zich op voornoemde datum op een openbare weg
gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
De rechtbank heeft de in de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/00059-21
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/069100-19
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/275184-20
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij heeft samen met een vriend tafels, een terraskaars en een hekstandaard gegooid naar medewerkers en gasten die zich op het terras van [naam café] bevonden. Ook zijn terrastafels en -stoelen omgegooid. Anders dan door de verdediging bepleit, zal de rechtbank geen rekening houden met het (vermeende) eigen aandeel van aangever [naam aangever] in het incident. Weliswaar wordt door getuige [naam getuige 1] verklaard dat aangever handgebaren maakte en dat aan zijn gezicht te zien was dat hij geïrriteerd was, maar dit rechtvaardigt de reactie van verdachte en zijn medeverdachte op geen enkele manier. Met zijn agressieve gedrag heeft de verdachte de medewerkers en de bezoekers van het café in een onveilige en nare situatie gebracht. Voorts heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor goederen van een ander. Ook merkt de rechtbank op dat uitgaansgeweld in het algemeen maatschappelijke onrust veroorzaakt en er aan bijdraagt dat mensen zich minder veilig voelen op straat.
De verdachte heeft verder tot tweemaal toe een aan hem opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dit verbod was hem opgelegd omdat hij al langere tijd overlastgevend gedrag vertoonde. Door het gebiedsverbod te negeren heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het bevoegde gezag. Bovendien liep de verdachte ten tijde van voornoemde feiten in een proeftijd voor de voornoemde openlijke geweldpleging. Kennelijk heeft het aanvankelijk opgelegde voorwaardelijk sepot de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/184602-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 10/035765-21 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/00059-21, parketnummer 10/069100-19 en parketnummer 10/275184-20 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
68 (achtenzestig) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
34 (vierendertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/184602-20
1.
hij, op of omstreeks de periode van 15 juli 2020 tot en met 16 juli 2020 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 4,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of heroïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Rotterdam,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 4,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of heroïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, (in elk geval) op of omstreeks d 16 juli 2020 te Rotterdam, alleen, (een) wapen(s)
als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op 3
onder g van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van
Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van
personen kon vormen, namelijk een op een wapen, niet zijnde een vuurwapen,
gelijkend voorwerp dat niet of slecht detectbaar is door metaaldetectoren of andere
electronische detectieapparatuur voorhanden heeft gehad;
10/035765-21
hij, op of omstreeks 28 oktober 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 157,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
- ongeveer 9,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
- ongeveer 18,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne,
zijnde MDMA, cocaine en/of heroïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
10/000059-21
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Rotterdam
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk
[kenmerk]
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet,
gedaan door of namens de burgemeester van Rotterdam, in elk geval een
ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht,
eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 27 oktober 2020
tot en met 26 januari 2021 niet mocht bevinden in het gebied behorende bij de
wijken Middelland en CS-kwartier,
door, zich op voornoemde datum omstreek 02:22 uur in/op, althans op een
openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
10/069100-19
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Rotterdam
openlijk, te weten, op de Meent, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten tegen
[naam aangever] en/of [naam getuige 1] en/of [naam getuige 2] en/of [naam getuige 3] en/of
[naam getuige 4] ) en/of (een) terrastafel(s) en/of (een) terrasstoel(en) en/of een
hekstandaard, althans een ijzeren voorwerp en/of een terraskaars en/of neon
lichtbuizen
door die terrastafel(s) en/of die terrasstoel(en) om te gooien en/of die terrastafel(s)
en/of die terrasstoel(en) en/of die hekstandaard, althans dat ijzeren voorwerp en/of
die terraskaars te gooien naar en/of in de richting van die genoemde perso(o)n(en);
10/275184-20
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Rotterdam
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk
[kenmerk]
krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de gemeentewet,
gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Rotterdam, in elk geval een
ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht,
eerste en/of tweede lid,
inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 28 oktober 2020 tot en
met 28 februari 2021 niet mocht bevinden in/op het gebied CS, betreft het gebied
gelegen tussen het Weena, Hofplein, Schiekade, Walenburgerweg, Statenweg,
Statentunnel en de straten die daarbinnen zijn gelegen
en/of
Het gebied Middelland, betreft het gebied gelegen tussen Rochussenstraat,
's-Gravendijkwal, Henegouwerlaan, Beukelsdijk, Heemraadssingel en de straten die
daarbinnen zijn gelegen,
door, zich op voornoemde datum in/op, althans op een openbare weg of plaats
gelegen in voornoemd gebied te bevinden.