ECLI:NL:RBROT:2021:7097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
9059720
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen een niet-verstekvonnis in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, Hoist Finance AB, is de rechtsopvolgster van een buitenlandse rechtspersoon en heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in verzet is gegaan tegen een eerder vonnis van 22 september 2017. De gedaagde heeft betoogd dat het vonnis niet kan worden aangemerkt als een verstekvonnis, omdat hij mondeling heeft gereageerd op de dagvaarding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde inderdaad rechtsgeldig in het geding is verschenen en dat er geen sprake is van een verstekvonnis. Hierdoor is de gedaagde niet ontvankelijk in zijn verzet verklaard. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten van de verzetprocedure zijn vastgesteld op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde van Hoist Finance. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9059720 CV EXPL 21-8319
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Hoist Finance AB,
krachtens juridische fusie rechtsopvolgster onder algemene titel van de rechtspersoon naar buitenlands recht [naam bedrijf 1],
gevestigd te Stockholm, Zweden,
eiseres,
gedaagde in verzet
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
eiser in verzet,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Hoist Finance’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 augustus 2017, met bijlagen;
het vonnis van 22 september 2017;
de verzetdagvaarding van 17 februari 2021, met één bijlage;
de conclusie van repliek, met bijlagen.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek.
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De vordering en het verweer

2.1
[naam bedrijf 1] heeft gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld aan [naam bedrijf 1] te betalen € 668,70, vermeerderd met de overeengekomen - en afhankelijk van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt tot een maximum van het besluit volgens de artikelen 35 en 36 WCK aan te passen - rente, thans uitmakende 14% per jaar, over de (resterende) hoofdsom, vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, subsidiair de wettelijke rente over de (resterende) hoofdsom, vanaf de verzuimdatum tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[naam bedrijf 1] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft met [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) een kredietovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst dient [gedaagde] het geleende geld in maandelijkse termijnen terug te betalen. Aangezien [gedaagde] twee of meer termijnen niet tijdig heeft betaald, is het resterende bedrag opeisbaar geworden. [naam bedrijf 2] heeft haar vordering op [gedaagde] aan [naam bedrijf 1] overgedragen. Doordat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet is nagekomen, is hij in verzuim. Hij moet daarom ook betalen contractuele of wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.3
[gedaagde] vordert dat het verstekvonnis van 22 september 2017 wordt vernietigd, met veroordeling van Hoist Finance (voorheen [naam bedrijf 1]) tot betaling van het liquidatietarief voor de kosten van beide instanties. Hij voert daartoe het volgende aan. Hij betwist dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] voert subsidiair als verweer dat hij de overeenkomst heeft opgezegd dan wel dat hij aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. [gedaagde] betwist meer subsidiair dat sprake is van een opeisbare vordering en van verzuim, omdat hij geen factuur of ingebrekestelling heeft ontvangen. [gedaagde] betwist verder dat sprake is van een geldige overdracht van de vordering aan Hoist Finance. Hij heeft de algemene voorwaarden niet ontvangen, en als dit wel zou zijn gebeurd, is het betreffende beding onredelijk bezwarend.

3..De beoordeling

3.1
Hoist Finance voert aan dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn verzet, omdat het vonnis van 22 september 2017 niet kan worden aangemerkt als een verstekvonnis. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd.
3.2
De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, kan verzet instellen [1] . Aan de gedaagde wordt verstek verleend indien hij, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet rechtsgeldig in het geding is verschenen [2] . Daarvan is in dit geval geen sprake. [gedaagde] heeft op de eerste roldatum op de dagvaarding gereageerd en is daarmee rechtsgeldig in het geding verschenen. Dit blijkt zowel uit de door de griffier gemaakte aantekeningen van de rolzitting (die door Hoist Finance zijn overgelegd) als uit het vonnis. [gedaagde] is dus niet bij verstek veroordeeld, zodat hij tegen dat vonnis niet in verzet kan komen.
3.3
Het bovenstaande brengt mee dat [gedaagde] niet ontvankelijk is in zijn verzet. Aan de inhoudelijke behandeling van de vordering zal daarom niet worden toegekomen.
3.4
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in zijn verzet;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hoist Finance vastgesteld op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50744

Voetnoten

1.Artikel 143 lid 1 Rv
2.Artikel 139 Rv