ECLI:NL:RBROT:2021:707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
C/10/610016 / JE RK 20-3509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkelingsbedreiging

Op 15 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de kinderen ernstige en ingrijpende gebeurtenissen hadden meegemaakt en er sprake was van een onveilige thuissituatie. De ouders, die het ouderlijk gezag uitoefenen, vertoonden ambivalente houdingen ten opzichte van de hulpverlening en de kinderen hadden een taalachterstand, wat hun ontwikkeling bedreigde.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om een stabiele en veilige omgeving voor de kinderen te bieden. Ondanks dat de ouders openstaan voor hulp, is er een noodzaak voor toezicht om de opvoedsituatie te monitoren en passende hulpverlening te waarborgen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met een looptijd van 15 januari 2021 tot 15 januari 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/610016 / JE RK 20-3509
datum uitspraak: 15 januari 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] ( [geboorteland minderjarige] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. S. Kandemir.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 16 december 2020, ingekomen bij de griffie op 18 december 2020.
Op 15 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Kandemir,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
[voornaam minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Turkse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. [naam tolk] , tolk in de Turkse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] hebben de afgelopen periode ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Er hebben verschillende escalaties plaatsgevonden binnen het gezin. Bij de kinderen is er sprake van een taalachterstand en zij worden door een onduidelijke en onveilige thuissituatie in hun ontwikkeling bedreigd. De moeder verblijft met de kinderen bij [naam instelling] . Uit contact met [naam instelling] blijkt dat er contact is tussen de ouders. Hoewel dat positief is, is het belangrijk om zicht te houden op de opvoedsituatie van de kinderen. Daarbij is het van belang dat de GGZ behandeling van de vader gemonitord wordt. Het is belangrijk dat de ouders mee gaan werken aan de hulpverlening om de zorgen in het gezin weg te nemen, met name de zorgen over het gedrag van de vader.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het jeugdteam heeft aangegeven dat hulpverlening in het preventief kader niet voldoende is.
Door en namens de vader is ingestemd met de ondertoezichtstelling. Er is in korte tijd veel gebeurd, waaronder een aantal serieuze zorgelijke zaken. Hoewel beide ouders hulpverlening accepteren, is de casus te zwaar voor het vrijwillig kader. Hoewel de vader soms ambivalente uitspraken doet, begrijpt hij de ernst van de situatie. De vader heeft veel spijt en verdriet van wat er zich heeft voorgevallen. Desgevraagd heeft de vader aangegeven op de wachtlijst te staan voor behandeling bij Yulius. De vader staat open voor alle hulp.
De moeder staat achter het verzoek. De moeder houdt van de vader en wil terug naar huis. De kinderen willen ook terug naar huis.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen hebben de afgelopen weken ernstige en ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en zijn na een geëscaleerde ruzie tussen de ouders samen met de moeder ondergebracht bij [naam instelling] . Mogelijk zijn zij voor langere tijd blootgesteld aan forse spanningen en fysieke escalaties in de thuissituatie. Daarnaast kunnen de ouders de kinderen onvoldoende ondersteunen bij hun deelname aan de maatschappij, waaronder school, omdat de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersten. Dit leidt er ook toe dat van [voornaam minderjarige 1] wordt verwacht dat zij optreedt als vertaalster voor haar ouders, ook in situaties waarin dat niet of minder gepast is. De kinderen hebben een taalachterstand en ook dat draagt bij aan hun ontwikkelingsbedreiging.
Er worden wisselende verklaringen gegeven over wat er is voorgevallen en de moeder heeft ernstige beschuldigingen gedaan richting de vader, maar deze vervolgens weer ingetrokken. Ongeacht of de beschuldigingen kloppen of niet, is er naar het oordeel van de kinderrechter sprake van een zeer zorgelijke situatie. De ouders hebben er niet voor gezorgd dat de kinderen in een stabiele en veilige situatie kunnen opgroeien en stellen zich ambivalent op richting de hulpverlening. De ouders hebben de zorgen in de thuissituatie lange tijd ontkend. Hoewel de kinderrechter het positief vindt dat de ouders inmiddels aangeven dat zij open staan voor de hulpverlening acht de kinderrechter het noodzakelijk dat er door middel van een ondertoezichtstelling zicht komt op de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] en er passende hulp en behandeling voor hen en de ouders kan worden ingezet.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 15 januari 2021 tot 15 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 januari 2021.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.