ECLI:NL:RBROT:2021:7066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/10/620715 / FA RK 21-4765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met psychogeriatrische aandoeningen

Op 25 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], die verblijft in Stichting Lelie Zorggroep te Rotterdam. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 22 juni 2021, na een last tot inbewaringstelling door de burgemeester van Krimpen aan den IJssel op 21 juni 2021. De cliënt vertoont ernstige psychogeriatrische symptomen, waaronder dementie, en er is een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel vastgesteld, wat de noodzaak voor de voortzetting van de inbewaringstelling onderbouwt.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de cliënt als haar advocaat, mr. H. Vrijhof, en een specialist ouderengeneeskunde gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is tot zelfzorg en dat haar steunsysteem overbelast is. Er zijn ernstige risico's voor de cliënt en haar omgeving, waaronder lichamelijk letsel en brandgevaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de noodzakelijke zorg alleen op de psychogeriatrische afdeling kan worden geboden.

De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling tot en met 6 augustus 2021 en wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Kuilenburg en schriftelijk uitgewerkt op 16 juli 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/620715 / FA RK 21-4765
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 juni 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt],
hierna: cliënt,
wonende te [woonplaats cliënt],
thans verblijvende in Stichting Lelie Zorggroep, locatie De Burcht te Rotterdam,
advocaat mr. H. Vrijhof te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 22 juni 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 21 juni 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1], arts, van 21 juni 2021;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 28 mei 2021; en
  • de aanvraag van 22 juni 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat; en
  • [naam 2], specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Lelie Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
Op 21 juni 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Krimpen aan den IJssel ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen. Op 22 juni 2021 heeft het CIZ verzocht met betrekking tot cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Vermoedelijk is er sprake van een combinatie van vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er is sprake van een progressief beeld met forse oordeel- en kritiekstoornissen, confabuleren, apraxie en bagatelliseren. Het korte termijn van cliënt
is fors gestoord en er zijn tevens langere termijn geheugenstoornissen aanwezig. Client is met name gedesoriënteerd in tijd en persoon. Verder is cliënt niet in staat tot zelfzorg. Zo eet cliënt onvoldoende en heeft zij permanent toezicht nodig. Client laat nauwelijks lichamelijke zorg toe. De partner van cliënt is niet meer in staat om cliënt te verzorgen. Het steunsysteem is overbelast geraakt. Client vergeet haar sigaretten uit te doen waardoor er een verhoogd risico is op brandgevaar. Ook is cliënt niet in staat om te alarmeren. Zo heeft cliënt zich onlangs fors verwond maar wist zij niet hoe te handelen.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden, is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De noodzakelijke zorg kan niet meer in de thuissituatie worden gegeven. Die zorg is maximaal geïntensiveerd, maar de zorgbehoefte van cliënt blijkt groter. De noodzakelijke structuur en hulp kan enkel op de psychogeriatrische afdeling worden geboden.
2.5.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf het verblijf in de accommodatie. Er is sprake van ontbrekend ziektebesef en ziekte-inzicht. Cliënt weigert op momenten ambulante zorg en heeft meermaals een vrijwillige opname geweigerd vanuit oordeels- en kritiekstoornissen. Ter zitting verklaart cliënt naar huis te willen. Zij meent ook dat dit voldoende veilig is.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 augustus 2021;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 25 juni 2021 mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 16 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.