Uitspraak
1..Het verloop van het geding
- de dagvaarding van 20 november 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in voorwaardelijke
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling door [aannemersbedrijf A] overgelegde producties 18 t/m 27;
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling door CSW overgelegde producties 14 t/m 24.
2..Het geschil in conventie en in voorwaardelijke reconventie
3..De beoordeling in conventie en in reconventie
CSWzal daarom worden toegelaten tot het leveren van bewijs dat:
[aannemersbedrijf A], als de partij die betaling vordert van het volgens haar verrichte meerwerk, worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat het inderdaad meerwerk betreft omdat ter hoogte van de tanks 538 en 539, respectievelijk 532, respectievelijk 529 en 528 er, anders dan door CSW als verweer is aangevoerd, voldoende ruimte was tussen de tank en de dijk om te voorkomen dat [aannemersbedrijf A] bij het verrichten van haar werkzaamheden aan de tanks onvermijdelijk de dijk zou beschadigen. Wanneer komt vast te staan dat inderdaad sprake is van meerwerk, komt de vordering van [aannemersbedrijf A] ten aanzien van de genoemde bedragen voor toewijzing in aanmerking; wanneer dit niet komt vast te staan, dient de vordering ten aanzien van de genoemde bedragen te worden afgewezen.
[persoon D] daar ga ik wel van uit.Daar heb ik niets aan. Als onze offertes niet goedgekeurd worden ga ik niet aan dit werk beginnen. Ik kan extra mensen regelen voor onze offertes voor het extra werk en eventueel om de locaties waar de steigers stonden op te vullen, maar dan heb ik eerst goedkeuring op onze offertes nodig.
[aannemersbedrijf A], aangezien zij de partij is die aan die stelling een rechtsgevolg wenst te verbinden: betaling door CSW.
4..De beslissing
CSWtoe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat:
[aannemersbedrijf A]toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat ter hoogte van de tanks 538 en 539, respectievelijk 532, respectievelijk 529 en 528 er voldoende ruimte was tussen de tank en de dijk om te voorkomen dat [aannemersbedrijf A] bij het verrichten van haar werkzaamheden aan de tanks onvermijdelijk de dijk zou beschadigen;
[aannemersbedrijf A]toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat het in factuur [factuurnummer 2] gefactureerde meerwerk is verricht;
- [aannemersbedrijf A]en
CSWzich ter rolzitting van 8 september 2021 bij akte dienen uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij (delen van) voornoemd bewijs wensen te leveren, waarbij de akte uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen moet zijn; - indien zij dat willen doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moeten brengen;
- indien zij getuigen wensen voor te brengen, zij in die akte opgave moeten doen van naam en woonplaats van de door hen voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van beide partijen voor de daaropvolgende vier maanden;
- elke partij die getuigen wenst voor te brengen, te zijner tijd zelf zorg zal hebben te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
Dordrecht, Steegoversloot 36, ten overstaan van de hierna genoemde rechter;