In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021, heeft eiseres een contactverbod gevorderd tegen haar buurvrouw, gedaagde, in het kader van een kort geding. Eiseres stelt dat er sinds april 2020 conflicten zijn tussen haar en gedaagde, waarbij gedaagde haar zou uitschelden, brieven uit haar brievenbus zou stelen, vuil in haar tuin zou gooien en haar zou bedreigen. Eiseres vordert een contactverbod voor de duur van 24 maanden, met een dwangsom bij overtreding. Gedaagde heeft de verwijten betwist en stelt dat de feiten niet helder zijn en dat de zaak niet geschikt is voor kort geding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseres niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is voor het onrechtmatig handelen van gedaagde. Bovendien zijn er aanwijzingen dat eiseres zelf ook verstorend gedrag vertoont. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen en heeft eiseres veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de kosten zijn begroot op € 309,00 aan griffierecht en € 338,67 aan salaris advocaat.