ECLI:NL:RBROT:2021:7040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619159 / KG ZA 21-415
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contactverbod tegen buurman in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een huurder van QuaWonen, een kort geding aangespannen tegen haar buurman, gedaagde, met de vordering om een contactverbod voor de duur van 24 maanden op te leggen. Eiseres stelt dat er sinds april 2020 conflicten zijn tussen haar en gedaagde, waarbij gedaagde haar zou bedreigen en overlast zou veroorzaken. Eiseres heeft eerder aangifte gedaan van bedreiging door gedaagde en van diefstal en vernieling door andere buren. Gedaagde betwist de beschuldigingen en stelt dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van zijn kant. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de vorderingen van eiseres. De rechter oordeelt dat de door eiseres genoemde incidenten niet voldoende zijn onderbouwd en dat er aanwijzingen zijn dat het gedrag van eiseres zelf ook tot de overlast heeft bijgedragen. Bovendien is eiseres rauwelijks gedagvaard, wat betekent dat gedaagde niet in de gelegenheid is gesteld om zonder procedure te reageren. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde, die in totaal op € 1.325,00 worden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/619159 / KG ZA 21-415
Vonnis in kort geding van 21 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F.J.M. van Rossem te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. van Paridon te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en in totaal 6 producties, deels ook aangeduid als bijlagen, van [eiseres] , en een usb-stick met (bewegend) beeldmateriaal,
  • de conclusie van antwoord met 3 producties van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn buren van elkaar. Zij huren hun woningen van QuaWonen.
2.2.
QuaWonen heeft [eiseres] in november 2020 een vaststellingsovereenkomst, met als ondertitel Aanvullende huurovereenkomst in het kader van een gedragsaanwijzing, ter ondertekening voorgelegd. In deze vaststellingsovereenkomst staan overlastklachten beschreven en is aangegeven dat [eiseres] zich niet in die klachten kan vinden. Voorts is hierin opgenomen dat de overtuiging is ontstaan na overleg met de gemeente en de politie dat het gedrag van huurder ( [eiseres] ) zorgt voor verstoring van de openbare orde in de directe woonomgeving. Ten slotte is opgenomen dat verhuurder constateert dat het vertoonde gedrag van huurder het woongenot van haar omwonenden negatief beïnvloedt en wil dat huurder haar woon- en leefgedrag ingrijpend aanpast en stopt met het veroorzaken van overlast. [eiseres] heeft de vaststellingsovereenkomst niet ondertekend. Zij heeft bij e-mail van 7 november 2020 gereageerd op de verschillende verwijten en zich op het standpunt gesteld dat zij als vrouw alleen – ook haar hond – het slachtoffer is dat al jarenlang geziekt en geterroriseerd wordt door een laffe en achterbakse valse groep omwonenden, waarvan er een gewaarschuwd en uitgezet moet worden, en niet zij.
2.3.
[eiseres] heeft op 9 november 2020 aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] .
2.4.
[eiseres] heeft op 17 mei 2021 aangifte gedaan van diefstal en vernieling gepleegd door enkele buren. Deze buren worden in de aangifte nader aangeduid. [gedaagde] wordt in die aangifte niet genoemd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat aan [gedaagde] een contactverbod voor de duur van 24 maanden wordt opgelegd. Zij vordert tevens dat [gedaagde] bij overtreding van dit verbod een dwangsom van € 1.000,00 verbeurt met een maximum van € 3.000,00 en dat zij, wanneer het maximum van die dwangsommen bereikt is, het vonnis bij lijfsdwang ten uitvoer kan leggen voor een door de voorzieningenrechter te bepalen duur. Tot slot vordert [eiseres] haar te machtigen om met behulp van de sterke arm naleving van het vonnis te bewerkstelligen en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat sinds april 2020 sprake is van conflicten tussen partijen. Dat is, zo begrijpt de voorzieningenrechter, begonnen met een situatie waarin zij door, onder andere, [gedaagde] werd gedwongen een schadeformulier in te vullen. Dat formulier had betrekking op een beschadiging van de auto van [gedaagde] . [eiseres] wordt valselijk beschuldigd van die beschadiging.
[eiseres] stelt verder dat [gedaagde] geregeld voor haar deur staat, haar uitscheldt, brieven uit haar brievenbus steelt en vuil in haar tuin gooit.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen vloeit voort uit de aard van de vorderingen en is gelegen in de noodzaak om zo snel mogelijk maatregelen te treffen voor de veiligheid van [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist primair dat sprake is van een spoedeisend belang wat moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] . Subsidiair betwist [gedaagde] de door [eiseres] gestelde incidenten. Hij komt ook niet voor op het overgelegde beeldmateriaal. Er is ook geen sprake van enig reëel dreigend onrechtmatig handelen zodat er geen grond is voor toewijzing van het gevorderde. Over de schade aan de auto stelt [gedaagde] dat deze is veroorzaakt door tegels van [eiseres] die zij bewust op de openbare weg had geplaatst. De schade is hersteld en uitgekeerd, van fraude is geen sprake. Voor het geval [eiseres] in haar vorderingen kan worden ontvangen, bepleit [gedaagde] afwijzing dan wel matiging van het gevorderde.

4..De beoordeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is het pleidooi namens [eiseres] aangevangen met een betoog over een ontwikkeling dat sociale verhuurders steeds meer de weg van de minste weerstand kiezen. Zij ondernemen niets tegen samenspannende overlastveroorzakers en degene die overlast ondervindt, delft het onderspit, aldus [eiseres] . Wat daar verder ook van zij, als [eiseres] meent dat zij (een betere) bescherming van QuaWonen tegen (vermeend) overlast veroorzakende buren mag verlangen, dan moet zij zich tot QuaWonen richten.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt, in beginsel, uit de aard van de vordering. [gedaagde] kan worden toegegeven dat vier van de vijf hierna nog te bespreken incidenten meer dan negen maanden oud (lijken te) zijn. Dat doet afbreuk aan de stellingen dat [eiseres] een spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. Dit geldt echter niet voor het laatste incident van 17 mei 2021. Dat is van recente datum en is, zo begrijpt de voorzieningenrechter, de belangrijkste aanleiding voor dit kort geding. Gelet daarop wordt een spoedeisend belang aangenomen. Of er ook reden in om een voorziening te treffen, vergt een inhoudelijke beoordeling. Dat betekent dat het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen.
4.3.
[eiseres] noemt in de dagvaarding vijf, deels samenhangende, incidenten waarbij, zo stelt zij, [gedaagde] betrokken is geweest en die volgens haar aanleiding moeten zijn voor het treffen van rechtsmaatregelen.
4.4.
De eerste twee incidenten die [eiseres] noemt, hangen samen. Het betreft het verwijt dat zij door [gedaagde] , en een andere buurman, in april 2020 is gedwongen om een schadeformulier in te vullen. Dat had betrekking op schade die tuintegels van [eiseres] aan de auto van [gedaagde] zouden hebben veroorzaakt. [eiseres] heeft in november 2020 aangifte gedaan van een bedreiging in april 2020 betreffende die schade.
Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken volgt dat [eiseres] een aanrijdingsformulier heeft ingevuld en ondertekend. Voor wat betreft haar aandeel staat daarin opgemerkt als haar opmerkingen “
Met het handmatig vervoeren van tuintegels heb ik de geparkeerde auto van mijn buren beschadigd”. Hoewel over de aansprakelijkheid voor de, al uitgekeerde, schade in dit kort geding geen oordeel wordt gevraagd, valt deze opmerking moeilijk te rijmen met verwijten als fraude en dwingen die [eiseres] [gedaagde] maakt. Verder wordt de bedreiging door [gedaagde] betwist. Volgens [eiseres] is dit geen gemotiveerde betwisting zodat het door haar gestelde moet worden aangenomen. [eiseres] miskent daarmee echter dat haar verwijt slechts bestaat uit haar aangifte van een bedreiging zonder dat die aangifte door enig ander bewijsmateriaal wordt ondersteund. In die situatie kan [gedaagde] volstaan met een betwisting van het daarin gestelde.
4.5.
Voor de overige drie incidenten – uitschelden, brieven stelen, vuil in de tuin gooien en verschillende bedreigingen – verwijst [eiseres] naar overgelegd beeldmateriaal en een aangifte die zij recent heeft gedaan.
De voorzieningenrechter constateert dat [gedaagde] niet voorkomt op het overgelegde beeldmateriaal. [eiseres] erkent dat uiteindelijk ook wel. [gedaagde] wordt ook niet genoemd in de recente aangifte, nog daargelaten dat die aangifte die alleen de verklaring van [eiseres] bevat en daarom niet als, ondersteunende, onderbouwing van het gemaakte verwijt kan dienen. De overige, door [gedaagde] betwiste, verwijten worden evenmin door enig ander bewijsmateriaal ondersteund. Daarmee is sprake van blote stellingen die [gedaagde] bloot – en zonder enige vorm van onderbouwing – kan betwisten.
De voorzieningenrechter overweegt verder nog dat de door [eiseres] overgelegde concept-vaststellingsovereenkomst met een gedragsaanwijzing, aanwijzingen bevat voor een situatie die diametraal tegenover de door [eiseres] gestelde situatie staat. Daaruit komt het beeld naar voren van een huurder waarvan de verhuurder, na overleg met de gemeente en de politie, de overtuiging heeft dat het gedrag van die huurder zorgt voor verstoring van de openbare orde in de directe woonomgeving.
4.6.
Het hiervoor overwogene betekent dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen. De verweren tegen de modaliteiten van de vorderingen en daaraan te koppelen dwangmiddelen behoeven dan geen bespreking meer.
Dat [gedaagde] bereid is om van contact met [eiseres] af te zien, maakt dit oordeel, ook in het kader van een belangenafweging, niet anders en kan geen grond vormen voor het treffen van enige voorziening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [gedaagde] rauwelijks is gedagvaard. Hij is voorafgaand aan dit kort geding niet aangeschreven en gesommeerd. Hij is aldus niet in staat gesteld om, desgewenst, zonder procedure en de daarmee gepaard gaande kosten, aan te geven dat hij bereid is af te zien van contact met [eiseres] . [gedaagde] is voorafgaand aan het aanvragen van dit kort geding op 27 mei 2021 ook niet om verhinderdata gevraagd, zoals het procesreglement kort geding voorschrijft. Hij is evenmin, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.2. van het procesreglement, uiterlijk twee dagen na de dagbepaling op de hoogte gesteld van de dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling, onder toevoeging van de concept-dagvaarding. [gedaagde] is echter pas op 28 juni 2021 en derhalve op de kortst mogelijke termijn, gedagvaard en in kennis gesteld van de verwijten van [eiseres] . Handelen overeenkomstig het procesreglement kort geding had mogelijk kunnen leiden tot het afzien van een procedure.
4.7.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Deze proceskosten worden begroot op € 309,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] die worden begroot op
€ 1.325,00,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.
2009/2971