ECLI:NL:RBROT:2021:703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
8692984 CV EXPL 20-27550
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenbescherming en precontractuele informatieverplichting bij pakketreisovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Corendon International Travel B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een pakketreisovereenkomst die op 1 augustus 2019 is gesloten. Corendon heeft de consument een reisovereenkomst aangeboden, maar heeft niet voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 7:502 e.v. BW. De consument heeft de reisovereenkomst niet betaald en Corendon heeft daarop een vordering ingesteld voor de annuleringskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Corendon de consument niet op een duidelijke en begrijpelijke manier heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst en de annuleringskosten. Hierdoor is de overeenkomst vernietigd en is de vordering van Corendon afgewezen. De kantonrechter heeft Corendon als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil, aangezien de consument in persoon procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8692984 CV EXPL 20-27550
uitspraak: 29 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon International Travel B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 9 juli 2020,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V. te Wateringen, gemeente Westland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Corendon” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van het telefonische antwoord van [gedaagde] ;
 de conclusie van repliek, met producties;
 de rolbeslissing van 6 november 2020, waarbij Corendon in de gelegenheid is gesteld om een leesbaar exemplaar van productie 2 in het geding te brengen;
 de door Corendon ten behoeve van de rolzitting op 2 december 2020 genomen akte, met productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Op 1 augustus 2019 is op naam van [gedaagde] een reisovereenkomst met Corendon gesloten.
2.2.
Corendon hanteert de ANVR-Reizigersvoorwaarden, waarin, voor zover thans van belang- het volgende staat:
“Artikel 9 Als je wilt opzeggen
9.1.
Je kunt de reisovereenkomst voor het begin van de pakketreis opzeggen. Doe je dit, dan ben je verplicht om aan de organisator de schade te vergoeden de hij ten gevolge van de opzegging lijdt. Deze schade bedraagt maximaal eenmaal de reissom.
9.2.
Tenzij de organisator afwijkende bepalingen met jou overeenkomt, gelden de hieronder afgesproken percentages (gefixeerde schade) die gebaseerd zijn op het tijdstip van opzegging, de eventueel te verwachten kostenbesparingen en inkomsten die de organisator verkrijgt uit het alsnog verkopen van de door jou geannuleerde reis, naast de eventueel verschuldigde reserveringskosten:
(…)
Bij annulering vanaf de 14e kalenderdag (inclusief) tot de 5e kalenderdag (exclusief) vóór de vertrekdag: 75% van de reissom;
(…)”
2.3.
Op 2 augustus 2019 heeft Corendon een e-mail gestuurd naar [naam e-mailadres] (hierna: de boekingsbevestiging), waarin, voor zover van belang, het volgende staat:
“Beste heer [gedaagde] ,
U heeft bij ons een snelboeking geplaatst onder nummer [nummer] .
Om de boeking compleet te maken hebben wij nog wat informatie van u nodig.
Het betreft de volgende informatie:
• Van iedereen de voor- en achternaam (schrijfwijze hetzelfde als in paspoort)
• Van iedereen de geboortedatum
• Van iedereen het geslacht
• Uw adres: straat, huisnummer (eventueel met toevoeging), postcode en plaats
• Telefoonnummer(s) van uzelf en van de thuisblijver(s)
We verzoeken u ons de gevraagde gegevens in een antwoordbericht te e-mailen, dan maken wij uw boeking in orde. (…) Wilt u afzien van uw snelboeking, dan hoeft u niets te doen. Als wij voor a.s. zondag 4 augustus niets van u vernemen, dan annuleren wij uw reservering.”
2.4.
Eveneens op 2 augustus 2019 heeft Corendon het volgende antwoord op haar e-mail ontvangen:
“Goede middag,
[gedaagde]
[geboortedatum gedaagde]
Man
[naam persoon]
[geboortedatum persoon]
Man
[adres]
[postcode] [woonplaats 2]
Tel: [mobiele nummer]
Mvg,
[gedaagde] ”
2.5.
Op 3 augustus 2019 heeft Corendon [gedaagde] een factuur ad € 1.608,50 toegezonden.
2.6.
Op 9 augustus 2019 heeft Corendon [gedaagde] een laatste mogelijkheid geboden om uiterlijk op 12 augustus 2019 tot betaling van de factuur over te gaan. Corendon heeft daarbij aangegeven dat, indien de betaling uitblijft, zij genoodzaakt is de reis te annuleren en dat de door [gedaagde] te betalen annuleringskosten dan kunnen oplopen tot 90% van de reissom.
2.7.
Vervolgens heeft Corendon [gedaagde] een factuur gezonden voor een bedrag van € 1.207,00 (75% van de reissom van € 1.608,50).
2.8.
Bij deurwaardersexploot van 22 oktober 2019 heeft Corendon [gedaagde] mee doen delen dat hij nog een laatste keer in de gelegenheid gesteld wordt om de factuur ad
€ 1.207,00 binnen zestien dagen zonder verdere bijkomende (incasso)kosten te voldoen.

3..Het geschil

3.1.
Corendon heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 1.409,14 (bestaande uit € 1.207,00 aan hoofdsom, € 21,09 aan verschenen rente en € 181,05 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.207,00 vanaf 29 juni 2020, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Corendon, naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. De reisovereenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte van Corendon, namelijk online via de app van Corendon. Corendon heeft aan [gedaagde] alle mogelijke en op de overeenkomst van toepassing zijnde informatie verstrekt, dan wel heeft verwezen naar de locaties waar de (eventueel) nodige informatie gevonden kon worden. [gedaagde] heeft in het geheel niet gereageerd op aanschrijvingen door Corendon. De reis wordt dan ook geacht te zijn geannuleerd per 13 augustus 2019. Op grond van artikel 9.2 van de ANVR-Reizigersvoorwaarden is Corendon gerechtigd om annuleringskosten in rekening te brengen, in dit geval 75% van de reissom. [gedaagde] heeft nagelaten de factuur ad € 1.207,00 met betrekking tot de annuleringskosten te voldoen. Ook naar aanleiding van de veertiendagenbrief is iedere betaling uitgebleven, waardoor Corendon genoodzaakt is geweest de vordering uit handen te geven aan haar incassogemachtigde. Zij vordert daarom buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 181,05. Corendon vordert tot slot een bedrag van € 21,09 aan verschenen wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, berekend tot en met 28 juni 2020.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd waarop in het kader van de beoordeling
nader zal worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Corendon heeft haar standpunt, dat zij met [gedaagde] een reisovereenkomst heeft gesloten, nader onderbouwd met de bij conclusie van repliek overgelegde productie 12 (de e-mail met de boekingsbevestiging en het antwoord op die e-mail). [gedaagde] heeft op de conclusie van repliek, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid te zijn gesteld, ter rolzitting van 7 oktober 2020 niet meer gereageerd.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] , met zijn stelling dat hij geen reis heeft geboekt bij Corendon en niet weet waar de vordering over gaat, het standpunt van Corendon dat sprake is van een tussen partijen overeengekomen reisovereenkomst onvoldoende gemotiveerd betwist. Zijn stelling, dat hij vermoedt dat iemand anders zijn gegevens heeft gebruikt, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd, zodat deze stelling wordt gepasseerd. In rechte is dan ook komen vast te staan dat tussen partijen op 1 augustus 2019 een reisovereenkomst is gesloten.
4.2.
Deze tussen partijen op 1 augustus 2019 gesloten reisovereenkomst betreft een zogeheten pakketreisovereenkomst. Omdat [gedaagde] niet heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is hij aan te merken als consument. Dit betekent dat de kantonrechter ambtshalve dient te toetsen of is voldaan aan de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Eén van die bepalingen is artikel 7:502 BW. Hierin is in lid 1 onderdelen a tot en met h de zogeheten pre-contractuele informatieverplichting voor Corendon neergelegd. In onderdelen g en h van dit artikellid is -voor zover relevant- vermeld dat in de precontractuele fase aan de consument wordt verstrekt:
g) de mededeling dat de reiziger de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde kan beëindigen tegen betaling van een redelijke beëindigingsvergoeding of, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen die door de organisator worden verlangd, in overeenstemming met artikel 509 lid 1 en 2 BW;
h) informatie over een facultatieve of verplichte verzekering die de kosten bij beëindiging van de overeenkomst door de reiziger (…) dekt.
4.3.
Op grond van de pre-contractuele informatieverplichting rustte op Corendon de verplichting om de in artikel 7:502 lid 1 BW genoemde informatie aan [gedaagde] te verstrekken voordat die is gebonden aan de pakketreisovereenkomst. Corendon diende die pre-contractuele informatie bovendien op duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier te verstrekken (artikel 7:504 lid 4 BW). Op grond van artikelen 7:503 BW en 7:504 BW dient de overeenkomst, dan wel de bevestiging daarvan die op een duurzame drager moet worden verstrekt, bovendien alle verplichte precontractuele informatie te bevatten zoals bedoeld in artikel 7:502 lid 1 onderdelen a tot en met h BW.
4.4.
De mogelijkheid van ontbinding van de pakketreisovereenkomst, de hoogte van de annuleringskosten en de mogelijkheid daarvoor een annuleringsverzekering te sluiten vormen essentiële onderdelen van de te verstrekken precontractuele informatie. Om te kunnen beoordelen of hieraan is voldaan heeft de kantonrechter Corendon in de gelegenheid gesteld om een leesbaar exemplaar van de bij dagvaarding als productie 2 overgelegde schermafdrukken van de stappen van het boekingsproces in het geding te brengen.
4.5.
In de door Corendon bij akte overgelegde scherfmafdrukken van de boekingsstappen wordt - nog daargelaten dat het schermafdrukken zijn van een fictieve boeking - geen informatie gegeven over de mogelijkheid van ontbinding van de reisovereenkomst en de hoogte van de annuleringskosten (artikel 7:502 lid 1 onderdeel g BW), noch over de mogelijkheid daarvoor een annuleringsverzekering te sluiten (artikel 7:502 lid 1 onderdeel h BW). Ook met de overgelegde boekingsbevestiging (zie 2.3.) is deze informatie niet alsnog aan [gedaagde] verstrekt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier van verstrekken van de in artikel 7:502 lid 1 onderdeel g en h BW bedoelde informatie, zoals artikel 7:504 lid 4 BW vereist. Dat geldt zowel voor de precontractuele fase als na de contractsluiting.
4.6.
Het voorgaande betekent dat Corendon niet aan haar wettelijke verplichtingen heeft voldaan en [gedaagde] niet naar behoren heeft geïnformeerd. Dat leidt tot het oordeel dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Op basis van vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU dient een sanctie te volgen die evenredig, doelmatig en afschrikwekkend dient te zijn. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de overeenkomst te vernietigen. Daarbij geeft de kantonrechter (mede) toepassing aan de artikelen 3:40 en/of 6:193d en 6:193f onder c BW. Niet is uit te sluiten dat [gedaagde] , indien hij in de precontractuele fase op een duidelijke en heldere wijze was gewezen op de mogelijkheid van ontbinding van de reisovereenkomst, de annuleringskosten en de mogelijkheid daarvoor een annuleringsverzekering te sluiten van de overeenkomst had afgezien, dan wel zich tegen annuleringskosten had verzekerd. Door die informatie achterwege te laten is [gedaagde] die mogelijkheid onthouden en dat dient voor rekening van Corendon te komen.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de grondslag aan de gevorderde hoofdsom komen te ontvallen en zal de kantonrechter de vordering afwijzen. De nevenvorderingen zullen eveneens worden afgewezen.
4.8.
Corendon wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil, aangezien hij in persoon procedeert.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Corendon in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478