In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, h.o.d.n. [naam bedrijf 1], en gedaagde, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam bestuurder]. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 6.778,- aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente, op basis van een overeenkomst van opdracht. Eiser heeft tussen juli en oktober 2020 16 facturen aan gedaagde gestuurd, maar gedaagde heeft slechts een deel van het verschuldigde bedrag betaald. Gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de facturen niet kloppen en dat er meer uren in rekening zijn gebracht dan daadwerkelijk gewerkt. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 mei 2021, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet alle door gedaagde betaalde bedragen in zijn overzicht heeft meegenomen, maar dat een bedrag van € 300,- per abuis niet was opgenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim is geraakt en dat eiser recht heeft op de gevorderde hoofdsom minus het niet opgenomen bedrag. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen, omdat gedaagde op grond van de wet deze kosten verschuldigd is. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn vastgesteld op € 330,62 aan verschotten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.