ECLI:NL:RBROT:2021:7024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
8245893 \ CV EXPL 19-55058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten in verband met niet ontvangen vliegtickets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. A.F. Elbers van ARAG SE Rechtsbijstand, en de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR), vertegenwoordigd door mr. J.A. Tersteeg. De zaak betreft een vordering van [eiseres] op SGR in verband met het niet ontvangen van vliegtickets van TravelBird. De procedure volgde na een tussenvonnis van 3 juli 2020, waarin SGR was toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat [eiseres] op 31 oktober 2018 per e-mail vliegtickets had ontvangen.

Tijdens de bewijslevering heeft SGR getuigen gehoord, waaronder [persoon B] van TUI Benelux en [persoon C] van SGR, die verklaarden dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de informatie die door TravelBird was verstrekt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat SGR niet heeft bewezen dat [eiseres] op de genoemde datum de vliegtickets had ontvangen of dat deze beschikbaar waren in haar account. Dit leidde tot de conclusie dat SGR in gebreke was gebleven en dat [eiseres] aanspraak kon maken op de garantieregeling.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen, waarbij SGR werd veroordeeld tot betaling van € 5.582,50 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd SGR veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 342,58 aan verschotten en € 933,- aan salaris voor de gemachtigde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8245893 \ CV EXPL 19-55058
uitspraak: 18 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] e/v [persoon A],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 december 2019;
gemachtigde: mr. A.F. Elbers namens ARAG SE Rechtsbijstand te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Garantiefonds Reisgelden,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: aanvankelijk mr. C.M.W. van den Dungen, thans mr. J.A. Tersteeg te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘SGR’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 3 juli 2020, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte van 15 juli 2020 van SGR, met producties 7 tot en met 11;
  • de rolbeslissing van 31 juli 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank;
  • de akte van 12 augustus 2020 van SGR;
  • de akte uitlating productie van SGR, met productie 12;
  • het proces-verbaal van het op 12 november 2020 gehouden getuigenverhoor;
  • de akte na enquête van 27 januari 2021 van SGR;
  • de akte na enquête van 24 februari 2021 van [eiseres] .
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 3 juli 2020 (hierna: het tussenvonnis) is SGR toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat [eiseres] op 31 oktober 2018 van TravelBird per e-mail vliegtickets had ontvangen, dan wel door TravelBird was bericht dat haar vliegtickets beschikbaar waren in My TravelBird.
2.2.
SGR heeft gemeend dat zij ten onrechte de bewijslast opgedragen heeft gekregen. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding terug te komen op de door haar gegeven bewijsopdracht.
2.3.
Ter voldoening aan de bewijslevering heeft SGR een akte met nadere producties in het geding gebracht en vervolgens de heer [persoon B] , in zijn hoedanigheid van Head of Costumer Services van TUI Benelux (hierna: [persoon B] ), en mevrouw [persoon C] , in haar hoedanigheid van adjunct-directeur bij SGR (hierna: [persoon C] ), als getuigen voorgebracht.
2.4.
[persoon B] heeft, na aflegging van de belofte, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“(…)
Op vragen van mr. Tersteeg antwoord ik het volgende:
Het eigen brondocument waarover ik hiervoor verklaarde noemden wij het Masterdocument. In dat Masterdocument stonden gegevens van mensen die tickets hadden voor reizen die door konden gaan.
Mr. Tersteeg vroeg me of ik reden had om te twijfelen aan de juistheid van de informatie. Nee, we gingen uit van de juistheid van die informatie.
(…)
Voor zover ik heb begrepen kon vanaf 31 oktober 2018 niemand meer een toevoeging doen in de Mijn TravelBird omgeving van een klant.
(…)
Wanneer klanten wel voor 31 oktober 2018 de volledige reissom hadden voldaan, genereerde het systeem automatisch dat alles voor de reis werd klaargezet. Ze hadden dan ook in de Mijn TravelBird een PNR (personal name records: opm kantr) code voor een specifieke vlucht. Het klopt dat dit in zijn algemeenheid de procedure was zoals het ging, maar ik kan me niet voorstellen dat het in een specifiek geval anders zou gaan.
TUI heeft sowieso nooit zelfs iets in de mijn omgeving kunnen zetten of kunnen aanpassen. Dat gold verder voor iedereen vanaf 31 oktober 2018.
(…)
Mr. Versteeg vraagt me of me bekend is dat er ook andere reizigers geklaagd hebben over het niet meer toegang hebben tot hun Mijn Omgeving. Ja, dat is het geval. Ik kan niets verklaren over aantallen want TUI heeft zoveel telefoontjes hadden rond de afwikkeling van reizen die vanwege het faillissement van TravelBird niet maar opgepakt via TUI wel door konden gaan dat dit niet te tellen viel. Wat ik wel kan zeggen is dat die klanten werden doorverwezen naar SGR.
(…)
In TUI hanteren we het systeem dat na betaling van het volledige reissom van de klant het systeem automatisch alles mbt tot de reis in gang zet en daar bij geen handmatige actie meer nodig is. De klant kan in zijn omgeving van de Mijn omgeving kijken welke digitale linken daar zijn opgenomen mbt tot zijn specifieke reisonderdelen.
Uit de gesprekken met de mensen van TravelBird heb ik begrepen dat TravelBird een vergelijkbaar systeem hanteerde, met dien verstande dat zij al veel verder waren met de automatisering van reizen dan TUI.”
2.5.
Vervolgens heeft [persoon C] , ook na aflegging van de belofte, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“(…)
In het bronbestand stond onder andere opgenomen: de soort reis, naar welke bestemming, de naam van de reis die TravelBird aan de reis had gegeven, wat de klant had betaald en zoals gezegd dat een ticket beschikbaar was. In de bronbestand stond verder wel de PNR code. Dit is de code waarmee je kan inchecken op je vlucht als klant.
(…)
Er was geen reden te twijfelen aan de juistheid van de informatie van travelbird dat in het bronbestand is opgenomen. SGR heeft de data zelf uit het reserveringsysteem gehaald. De curator had ook belang om de juiste gegevens te verstrekken. SGR zou anders de klanten niet kunnen helpen en had ze verwezen naar de curator, die vervolgens velen duizenden klanten op de stoep zou hebben gehad.
Via mijn TravelBird omgeving stelde TravelBird vliegtickets aan klanten ter beschikking, door het verstrekken van een PNR code.
(…)
Het is heel onwaarschijnlijk dat er op basis van het bronbestand geen tickets voor de familie [naam familie] beschikbaar waren. Op uw vraag of voor hen kenbaar was dat tickets waren antwoord ik dat als ze in hun account hadden gekeken dat ze dan zouden hebben gezien dat er voor hen tickets beschikbaar waren.
Voor reizigers die voor 31 oktober 2018 alleen een aanbetaling hadden gedaan, is het volgende systeem gevolgd: Dat er tickets voor een klant beschikbaar waren werd pas zichtbaar in de My omgeving na de volledige betaling door de klant. Wanneer een klant nog niet de volledige reissom had betaald, maar alleen een aanbetaling heeft SGR de klant verzocht om alsnog de volledige reissom te betalen. De klanten kregen per e-mail na betaling de PNR code. Dat gebeurde per e-mail want wij, SGR, konden in de My account niks meer toevoegen na 31 oktober 2018. Voor [naam familie] was de situatie op 31 oktober 2018 aldus dat zij al op 6 oktober 2018 hadden betaald en daarom niet een aparte e-mail met een PNR code kregen omdat de digitale reisinformatie voor hen al beschikbaar stond in hun My TravelBird account.
Mr. Versteeg houdt mij voor de e-mail van 2019 aan [persoon D] die is gevoegd bij dagvaarding als productie 7. Ik vertel daarover het volgende. Als op 9 november 2018 de tickets van de reis van de familie [naam familie] beschikbaar waren in de My account, had [naam familie] die informatie ook op 31 oktober 2018 moeten zien in haar account omdat vanaf die datum niets meer kon worden toegevoegd aan de My account. Het systeem was volledig geautomatiseerd.
(…)
Mr. Elbers vraagt me of SGR een boekingsbevestiging in 2018 voor [naam familie] met een grijze link heeft ontvangen. SGR heeft in het geheel geen boekingsbevestigingen van [naam familie] ontvangen.
Op de aanvullende vragen van mr. Versteeg antwoord ik het volgende.
Mr. Versteeg toont mij productie 1 van dagvaarding en productie 1 van repliek. Ik zie dat het de e-mails zijn van 6 oktober 2018 van 13.58 uur. Het lijken mij dezelfde e-mails. Ik lees in die e-mails dat de laatste betaling van de reissom wordt bevestigd. In productie 1 van repliek is er een link te zien. Daarop moeten reizigers klikken om in hun My account te komen waar alle reisdetails staan.
TravelBird was een jonge onderneming en had vrijwel alles geautomatiseerd.
Op de nadere vraag van mr. Eibers antwoorde ik het volgende.
Ik weet niet of TravelBird apart een e-mail stuurde naar de klant wanneer de PNR code door haar beschikbaar werd gesteld in het My account.”
2.6.
Thans dient beoordeeld te worden of SGR met het door haar bijgebrachte bewijs het van haar verlangde bewijs heeft geleverd. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Uit de na het tussenvonnis van 3 juli 2020 overgelegde stukken en de hiervoor genoemde verklaringen blijkt niet dat [eiseres] (voor of) op 31 oktober 2018 van TravelBird per e-mail vliegtickets had ontvangen, dan wel bericht had ontvangen van TravelBird dat de tickets zichtbaar en toegankelijk waren in My TravelBird. Dit betekent dat SGR het van haar verlangde bewijs niet heeft geleverd. Haar verweer wordt als onbewezen verworpen. In dit oordeel is meegewogen dat als juist zou zijn dat de tekst ‘
Bekijk alle details van je reis’ in het e-mailbericht van 6 oktober 2018 is weggevallen, dan wel (on)bewust is weggelaten, zoals SGR aanvoert, dit niet betekent dat geen gevolg meer gegeven hoeft te worden aan de zinsnede daarboven, namelijk dat [eiseres] een e-mail ontvangt wanneer details van de reis worden toegevoegd of aangepast.
2.7.
Gelet op het vorenstaande gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stelling van [eiseres] dat zij uit de berichtgeving van TravelBird en SGR kon opmaken dat de reis niet door zou gaan omdat zij niet in het bezit was van digitale of fysieke vliegtickets. [eiseres] kan derhalve een beroep doen op de garantieregeling, zodat SGR gehouden is een bedrag van € 5.582,50 aan haar te voldoen. De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking. De vordering onder a wordt toegewezen.
2.8.
Met betrekking tot de onder b gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 654,13 wordt als volgt overwogen. In artikel 6:96 lid 2 sub c BW is bepaald dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking komt redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt dat door, dan wel namens [eiseres] is getracht betaling te krijgen buiten rechte, zodat [eiseres] aanspraak kan maken op de buitengerechtelijke kosten. De vordering onder b wordt, als overigens cijfermatig niet weersproken, toegewezen.
2.9.
Ten aanzien van de onder c gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW wordt het volgende overwogen. Tegen de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De wettelijke rente is gevorderd vanaf december 2018. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom de wettelijke rente vanaf dan zou moeten lopen. Bij het bepalen van de ingangsdatum van de wettelijke rente neemt de kantonrechter als uitgangspunt de door ARAG SE Rechtsbijstand namens [eiseres] aan SGR verzonden brief van 23 januari 2019, waarin een termijn van veertien dagen is gesteld voor betaling. De gevorderde wettelijke rente ter zake wordt toegewezen vanaf 7 februari 2019.
De over de buitengerechtelijke kosten gevorderde wettelijke rente is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door [eiseres] zijn betaald aan haar gemachtigde.
2.10.
SGR wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten worden vastgesteld op € 106,58 aan explootkosten en € 236,- aan griffierecht. Aan gemachtigdensalaris wordt in totaal drie punten à € 311,- toegekend, in totaal € 933,-.
2.11.
De onder e gevorderde nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld, nu de hiervoor genoemde proceskostenveroordeling reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt SGR om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 5.582,50 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 7 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, en € 654,13 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt SGR in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 342,58 aan verschotten en € 933,- aan salaris voor de gemachtigde; en indien SGR niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nakosten. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nakosten nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]