Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam gedaagde 1] ,
[naam gedaagde 2],
[naam gedaagde 3],
1..De procedure
- de dagvaarding van 27 januari 2020, met producties 1 t/m 18,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 5,
- de conclusie van repliek, met productie 19,
- de conclusie van dupliek, met productie 6,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 december 2020.
2..De feiten
3. Indien en zodra koper de onderneming geheel of gedeeltelijk vervreemdt ontvangt verkoper de helft van de netto-opbrengst van de onderneming met een minimum van het verschil tussen een bedrag van vijfenveertigduizend euro (€45.000,00) en de reeds van koper ontvangen bedragen.”
Mevrouw [naam eiseres] vertelde mij dat u de levensverzekerings- en de schadeverzekeringsportefeuille hebt verkocht. (…) Mevrouw [naam eiseres] maakt op grond van de akte van 6 november 2012 aanspraak op betaling van een bedrag groot € 45.000,00, verminderd met het door haar ontvangen bedrag van € 20.395,64, zodat ten gunste van haar nog resteert een bedrag groot € 24.604,36.
De verzekeringsportefeuille is nog steeds eigendom van [naam gedaagde 1] . Zoals aan uw cliënte bekend is, wordt het beheer van de verzekeringsportefeuille verricht door Mol Assurantiën, maar is [naam gedaagde 1] nog steeds eigenaar van de verzekeringsportefeuille.
(…) Er is geen sprake van een vervreemding van de verzekeringsportefeuille, zoals u in uw brief d.d. 27 juli 2018 bevestigt. Daarmee wordt deze kwestie een stuk eenvoudiger. (…)
In vervolg op de bespreking d.d. 27 december 2018 zend ik u bijgaand een t/m de maand december 2018 bijgewerkt overzicht van de provisie. Volgens dat overzicht is er een voorstand in de te betalen provisie ad € 5.631,32. Hierbij bericht ik u dat cliënte ter voorkoming van de kosten van een procedure en om sneller van de zaak af te zijn bereid is tegen finale kwijting over en weer een bedrag ad € 5.000,00 (zegge: vijf duizend euro) aan uw cliënte te betalen in vijf maandelijkse termijnen ad € 1.000,00 met ingang van 1 maart 2019. Dit voorstel komt erop neer dat uw cliënte alle vanaf de overname van de portefeuille ontvangen provisie ontvangt verminderd met de door cliënte gemaakte beheerskosten en juridische kosten. Uw cliënte kan daarnaast tevens alle dossiers terug ontvangen. Gaarne verneem ik binnen veertien dagen na heden van u of het voorstel van cliënte aanvaard wordt. Bij gebreke van tijdige aanvaarding komt het voorstel van cliënte te vervallen en maakt cliënte jegens uw cliënte aanspraak op terugbetaling van het tot heden teveel betaalde bedrag.”
In vervolg op uw reactie van 15 januari jl. en ons telefoon gesprek bericht ik u als volgt.
In de bovenvermelde zaak bericht ik u hierbij dat mijn cliënte en ik de klanten- of portefeuille lijst hebben doorgenomen. Die is behoorlijk gering en graag verneem ik van u of dit de gehele portefeuille lijst is van de overgebleven klanten zoals mijn cliënte die destijds heeft overgedragen. Wat is er dan met al die andere klanten gebeurd? Graag wil cliënte de gehele portefeuille overnemen.
Bedankt voor uw reactie op mijn e-mail d.d. 14 februari jl. De toegezonden lijst betreft de gehele overgebleven klantenportefeuille. De andere klanten zijn overgegaan naar andere tussenpersonen.
Cliënte maakt nog steeds aanspraak op de koopprijs van de portefeuille. De grondslag daarvoor is nog steeds het bovengenoemde artikel I, lid 3. (…)
Geachte Confrère,
3..Het geschil
4..De beoordeling
Meer bijzonderheden of nadere voorwaarden zijn door mr. Mosterd in zijn e-mail van 7 februari 2019 niet gesteld. In het bijzonder is door hem niet kenbaar gemaakt dat instemming door [naam eiseres] met een vaststellingsovereenkomst alleen aan de orde zou kunnen zijn als het klantenbestand van [naam gedaagde 1] van voldoende omvang zou zijn. In zijn e-mail van 7 februari 2019 aan mr. Groenendijk verzoekt mr. Mosterd om toezending van een overzicht van het klantenbestand van [naam gedaagde 1] , maar ook nadat mr. Mosterd dit overzicht op 14 februari 2019 door mr. Groenendijk toegezonden heeft gekregen, was zijn reactie niet dat dit klantenbestand een dermate teleurstellende omvang had dat [naam eiseres] van het aangaan van een vaststellingsovereenkomst wenste af te zien. Het tegendeel is het geval. Mr. Mosterd schrijft in reactie op de e-mail van mr. Groenendijk per e-mail op 25 april 2019, met een kopie van die e-mail aan [naam eiseres] , dat [naam eiseres] de zaak wenste af te ronden, waarna hij mr. Groenendijk verzoekt om een concept vaststellingsovereenkomst op te stellen “om de bereikte overeenstemming vast te leggen”. Deze mededeling mocht [naam gedaagde 1] zo begrijpen dat ook volgens [naam eiseres] inmiddels tussen partijen overeenstemming was bereikt over de beëindiging van het geschil, hierin bestaande dat [naam gedaagde 1] tegen finale kwijting aan [naam eiseres] in vijf gelijke maandelijkse termijnen van € 1.000,- € 5.000,- zou voldoen en dat [naam eiseres] desgewenst haar voormalige klanten van [naam gedaagde 1] zou overnemen, zonder dat de omvang van het klantenbestand van [naam gedaagde 1] daarvoor nog een beletsel zou kunnen vormen. Tussen partijen bestond aldus overeenstemming over de essentialia van een door hen te sluiten vaststellingsovereenkomst, waaraan [naam gedaagde 1] [naam eiseres] gebonden mocht en mag achten.