Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Harent, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.000,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 februari 2021. De vordering is gebaseerd op een financiële afspraak die partijen in 2018 hebben gemaakt, waarbij gedaagde zich verplichtte om gedurende vijf jaar maandelijks € 250,- aan eiseres te betalen. Gedaagde heeft echter vanaf 1 januari 2021 geen betalingen meer verricht, ondanks eerdere toezeggingen en een ingebrekestelling van eiseres op 4 februari 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de overeenkomst en dat gedaagde in gebreke is gebleven. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres toewijsbaar is, aangezien gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 968,01, inclusief griffierecht en kosten voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 29 juli 2021 door de kantonrechter in Rotterdam.