In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde medewerking van de gedaagde aan noodzakelijke werkzaamheden in de huurwoning, waaronder het vervangen van de badkamer en het vervangen van verouderde kozijnen. De gedaagde had aanvankelijk geweigerd om medewerking te verlenen, ondanks dat er een huurovereenkomst bestond sinds 15 februari 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien er lekkage was bij de onderburen die opgelost moest worden. De gedaagde had in een e-mail aangegeven bereid te zijn om mee te werken, maar de eiseres vreesde dat de gedaagde van gedachten zou veranderen. De kantonrechter heeft de vordering tot medewerking toegewezen, maar de vordering tot tijdelijke ontruiming afgewezen, omdat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde zwaarder wogen dan het belang van de eiseres. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.