In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeert. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 39,89, die voortkwam uit een aankoop die de gedaagde had gedaan bij een webwinkel. De webwinkel had haar vordering op de gedaagde gecedeerd aan een derde partij, die op zijn beurt de vordering aan de eiseres had gecedeerd. De eiseres had de gedaagde bij brief van 11 januari 2021 aangemaand tot betaling, met de mededeling dat bij niet-betaling buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zouden zijn. De gedaagde heeft de hoofdsom erkend, maar verzet zich tegen de bijkomende kosten en heeft aangegeven een betalingsregeling te willen treffen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigdheid en de hoogte van de hoofdsom niet heeft betwist en heeft de vordering van de eiseres toegewezen. De wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toegewezen, omdat de aanmaning voldeed aan de wettelijke eisen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en de kantonrechter heeft de mogelijkheid voor een betalingsregeling bevestigd.