In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vereniging van eigenaren (VvE) en een appartementseigenaar, hier aangeduid als eiseres en gedaagde. De eiseres vorderde betaling van achterstallige VvE-bijdragen en incassokosten van gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure volgde na een dagvaarding van 17 augustus 2020, waarbij gedaagde werd aangesproken op zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde eigenaar is van een appartementsrecht en daarmee van rechtswege lid van eiseres, waardoor hij verplicht is om de vastgestelde bijdragen te betalen. Gedaagde heeft echter verzuimd om de bijdragen over een bepaalde periode te voldoen, wat heeft geleid tot een achterstand van € 1.840,50.
Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat hij te maken heeft gehad met lekkages en andere problemen in zijn woning, waardoor hij de betaling van de bijdragen heeft opgeschort. De kantonrechter oordeelde echter dat de klachten van gedaagde niet in de weg staan aan zijn betalingsverplichting. De rechter benadrukte dat gedaagde de juiste procedure had moeten volgen om zijn klachten te adresseren, en dat het opschorten van de betalingen niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van enkele kosten die als dubbel gerekend zouden worden.
De uiteindelijke beslissing van de kantonrechter was dat gedaagde € 584,14 aan eiseres moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat hij in de proceskosten werd veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort en is uitvoerbaar bij voorraad.