ECLI:NL:RBROT:2021:7006

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
9087296 \ CV EXPL 21-10146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van precontractuele informatieplicht en beding in algemene voorwaarden in een geschil over energiekostennota

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intrum Nederland B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van Intrum op basis van een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas, die door [gedaagde] was aangegaan met [naam bedrijf 2]. De overeenkomst was gesloten op 21 september 2017 en had een looptijd van drie jaar. Intrum vorderde betaling van onbetaalde voorschotbedragen en een eindfactuur, die door [gedaagde] niet was voldaan. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplicht beoordeeld, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelde dat de handelaar de consument op duidelijke wijze moet informeren over de belangrijkste kenmerken van de overeenkomst en dat deze informatie niet alleen in de algemene voorwaarden mag worden opgenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Intrum niet voldoende bewijs heeft geleverd dat aan deze informatieverplichtingen is voldaan. Hierdoor kon de rechter niet vaststellen of de vordering van Intrum in zijn geheel toewijsbaar was. De kantonrechter heeft uiteindelijk de hoofdsom van de vordering toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De uitspraak benadrukt het belang van transparante communicatie en naleving van informatieverplichtingen in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9087296 \ CV EXPL 21-10146
uitspraak: 16 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Intrum Nederland B.V.,
gevestigd te: Amersfoort,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 9 maart 2021,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Intrum’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
  • de conclusie van repliek, met producties
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft als consument online op 21 september 2017 een overeenkomst met [naam bedrijf 1], de rechtsvoorgangster van [naam bedrijf 2] (hierna: ‘[naam bedrijf 2]’), gesloten ten aanzien van de levering van elektriciteit en gas aan het adres [adres] (hierna: “het leveringsadres”).
2.2
De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 3 jaar, ingaande op 11 oktober 2017 en eindigend op 30 september 2020.
2.3
Op de overeenkomst zijn de productvoorwaarden, de [naam bedrijf 1] VastePrijsGas algemene contractvoorwaarden, de [naam bedrijf 1] VastePrijsStroom algemene contractvoorwaarden en de aanvullende voorwaarden van toepassing.
Artikel 14 van de [naam bedrijf 1] VastePrijsGas algemene contractvoorwaarden en van de [naam bedrijf 1] VastePrijsStroom algemene contractvoorwaarden luidt als volgt:
“14. Ook als u opzegt regelen we dat zorgvuldig
Als u uw contract wilt stoppen, vinden we dat natuurlijk jammer, maar we maken het wel goed in orde. Via [naam bedrijf 1].nl/contractstoppen regelt u de stopzetting. Uw nieuwe leverancier mag uw contract ook opzeggen. Wij stoppen uw contract 30 dagen nadat we uw bericht hebben ontvangen. Als u het contract al wilt stoppen voordat de periode die we met elkaar hebben afgesproken voorbij is, brengen we daar kosten voor in rekening; een vergoeding voor de energie die wij al voor u hebben ingekocht. In dit overzicht ziet u precies welke bedragen dat zijn.
Resterende looptijd Opzegkosten per product
Onbepaalde tijd € 0,--
Korter dan 1 jaar € 50,--
Langer dan 1,5 jaar maar korter dan 2 jaar € 75,--
Langer dan 2, korter dan 2,5 jaar € 100,--
Langer dan 2,5 jaar € 125,--
(…)”
2.4
[naam bedrijf 2] heeft in de periode 11 oktober 2017 tot 1 oktober 2018 energie en gas geleverd aan het leveringsadres.
2.5
[naam bedrijf 2] heeft maandelijks voorschotbedragen van € 145,-- aan [gedaagde] in rekening gebracht. De voorschotnota’s van 3 november 2017, 3 januari 2018, 3 februari 2018, 3 maart 2018, 3 april 2018, 3 juli 2018, 3 augustus 2018, 3 september 2018 en 3 oktober 2018 zijn onbetaald gebleven.
2.6
[gedaagde] heeft onder bewind gestaan van [naam] ([postbus]).
De bewindvoerder heeft de overeenkomst per 1 oktober 2018 opgezegd.
2.7
[naam bedrijf 2] heeft over de periode 11 oktober 2017 tot 1 oktober 2018 op 13 oktober 2018 een eindnota opgemaakt. De eindnota bedraagt € 502,99. Deze nota is onbetaald gebleven.
2.8
[naam bedrijf 2] heeft haar vordering op [gedaagde] op 11 december 2018 aan Intrum gecedeerd. [gedaagde] is schriftelijk op de hoogte gebracht van deze rechtsovergang.
2.9
[gedaagde] is bij brieven van 21 december 2017 en 27 februari 2018 door [naam bedrijf 1] tot betaling gemaand. [naam bedrijf 1] heeft haar aanmaningen van 14 augustus 2018, 21 augustus 2018, 11 september 2018, 25 september 2018, 23 oktober 2018, 31 oktober 2018 en 6 november 2018 aan de bewindvoerder gestuurd. De bewindvoerder is voorts bij brief van 8 januari 2019 en e-mails van 4 januari 2019 en 21 januari 2019 door Intrum tot betaling gemaand.

3..De vordering

3.1
Intrum heeft na vermindering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.176,81, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.807,99 vanaf 5 maart 2021 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsmede in de nakosten, vast te stellen op 50% van één punt kantonliquidatietarief-salaris met een maximum van € 120,00 en de daarover verschuldigde B.T.W.
3.2
Intrum heeft naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven- het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
[gedaagde] heeft met [naam bedrijf 2] een overeenkomst gesloten op grond waarvan (tegen betaling door [gedaagde]) elektriciteit en gas geleverd is aan het leveringsadres.
[gedaagde] is, ondanks daartoe te zijn aangemaand, tekort geschoten in de nakoming van de met [naam bedrijf 2] gesloten overeenkomst door de onder 2.5 genoemde voorschotfacturen en de eindfactuur van 13 oktober 2018 onbetaald te laten. In totaal vordert Intrum een bedrag van € 1.807,99 aan hoofdsom.
Naast dit bedrag heeft Intrum op grond van artikel 12.9 van de toepasselijke algemene voorwaarden en op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente gevorderd die berekend over de periode 11 december 2018 tot 5 maart 2021 € 97,62 bedraagt.
Voorts heeft zij een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd van € 271,20.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft verweer gevoerd dat als volgt kan worden samengevat.
[gedaagde] is niet bekend met de vordering. Hij heeft onder bewind gestaan en de vordering dateert uit die tijd. Een deel van de bij dagvaarding overgelegde brieven is aan de bewindvoerder gestuurd. [gedaagde] heeft zelf geen aanmaningen ontvangen, ook niet nadat het bewind is beëindigd. [gedaagde] is dan ook overvallen door de dagvaarding. [gedaagde] is als gevolg van het faillissement van zijn werkgever ontslagen en kan de vordering niet betalen.

5..De beoordeling

(pre-)contractuele informatieverplichtingen

5.1
De vordering is gebaseerd op een leveringsovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer daartegen is gevoerd.
5.2
Ingevolge deze bepalingen dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor het overige naar hetgeen in die bepalingen verder is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de aard van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd. Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Ook de wijze waarop de informatie gegeven moet worden, verschilt naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
5.3
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden.
Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs deze informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen.
Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar. Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager, een bevestiging van de overeenkomst verstrekt, waarin alle verlangde informatie is opgenomen, tenzij dat niet al bij het sluiten van de overeenkomst zelf is verstrekt. Zo’n duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen. In geval van een procedure dient de eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan.
5.4
Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in printscreens vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, Intrum dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.
5.5
In deze zaak heeft Intrum gesteld dat de leveringsovereenkomst online is gesloten. Verder heeft Intrum gesteld dat de vordering gebaseerd is op bepalingen in de algemene voorwaarden. Daarnaast is gesteld dat voldaan is aan alle informatieverplichtingen. Hierbij heeft Intrum verwezen naar door haar overgelegde printscreens van het bestelproces waarop zij de volgende toelichting heeft gegeven.
De klant kan op duidelijke wijze op de website van [naam bedrijf 2] de gewenste energie kiezen die betrekking heeft op elektriciteit en/of gas. Het leveringsadres dient de klant daarbij in te
voeren. Vervolgens heeft de klant de mogelijkheid om zelf het verbruik in te vullen of te laten schatten door [naam bedrijf 2]. Rechtsboven wordt in een kader dan het geschatte maandverbruik weergegeven. Ook de gewenste looptijd van de overeenkomst kan de klant kiezen.
Vervolgens wordt aangekondigd dat op de volgende pagina een samenvatting staat van de door de klant ingevoerde gegevens. In de volgende stap volgt de samenvatting. De klant kan dan controleren of dit het gewenste product en prijsopbouw is en of de klant dus onder deze voorwaarden een contract met samenhangende betalingsverplichting wil aangaan met [naam bedrijf 2]. De klant heeft overigens steeds de mogelijkheid om het een en ander te wijzigen door linksboven op de pagina te klikken op "terug".
Door te klikken op 'Naar aanvraag' kunnen vervolgens de persoonlijke gegevens zoals emailadres, telefoonnummer, eventuele datum sleuteloverdracht ingevuld worden. Een afzonderlijk kader vermeldt ook nogmaals het gekozen product en de kosten. Op deze pagina dient de klant vervolgens in te vullen vanaf wanneer gedaagde op het leveringsadres woont. Daaronder staat over de ingangsdatum van het contract vermeld: "ben je
al verhuisd? Als ingangsdatum van jouw contract houden wij de eerstvolgende werkdag aan". De klant dient daaropvolgend onder de kop "verstuur je aanvraag en wij maken het in orde" een verplicht vinkje te zetten om akkoord te gaan met de tarieven en voorwaarden. Ook wordt de klant op deze pagina nogmaals (naast artikel 19.3 in de voorwaarden en in de overeenkomst) gewezen op het herroepingsrecht. Daarna dient op de button "Aanvraag versturen" te worden geklikt om akkoord te gaan met de aanvraag van het product met bijbehorende betalingsverplichting. De overeenkomst wordt vervolgens aan
de klant verstrekt op een duurzame gegevensdrager door verzending naar het door de klant
opgegeven e-mailadres.
Intrum meent dat uit het gehele voorafgaande proces betreffende het opgeven van het verbruik of de grootte van het huishouden, de keuze voor de duur van de overeenkomst, het invullen van het rekeningnummer ten behoeve van automatische incasso, het kader aan de rechterzijde van het scherm waarin de kosten voor de levering van elektriciteit en gas zijn vermeld onmiskenbaar volgt dat de klant door te klikken op de button "Aanvraag versturen" een overeenkomst aangaat die een betalingsverplichting inhoudt.
Tijdens het bestelproces wijst [naam bedrijf 2] vele malen op de mogelijkheid om contact op te nemen voor vragen of onduidelijkheden. Op de contactpagina van [naam bedrijf 2] staan ook alle contactgegevens van [naam bedrijf 2], zoals het adres, telefoonnummer, e-mailadres, IBAN- nummer, btw-nummer en KVK-nummer vermeld. Ook kan de klant na het aangaan van de overeenkomst altijd inloggen bij "Mijn [naam bedrijf 2]" om de informatie die door [naam bedrijf 2] vooraf aan het sluiten van de overeenkomst aan de klant is verstrekt en de contractgegevens in te zien. Heeft de klant een klacht over de uitvoering van de overeenkomst, dan kan hij zich wenden tot de Geschillencommissie Energie www.degeschillencommissie.nl of tot de bevoegde rechter in Nederland. Deze klacht moet wel eerst aan de netbeheerder zijn voorgelegd in een poging de klacht onderling op te lossen.
Intrum heeft voorts gesteld dat [naam bedrijf 2] is aangesloten bij de vereniging van energieleveranciers ‘Energie-Nederland’ en de door hen in overeenstemming met de Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis opgestelde ‘Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers’ hanteert. Zij stelt dat de bepalingen waar een beroep op wordt gedaan in het kader van onder andere verzuim en ontbinding niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen.
[gedaagde] heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst de mogelijkheid gehad om de algemene voorwaarden in te zien en heeft zich daarmee akkoord verklaard door middel van het zetten van een “vink”. De overeenkomst kon aldus enkel tot stand komen door expliciet akkoord te gaan op basis van deze voorwaarden en deze zijn dus van toepassing. De algemene voorwaarden zijn daarnaast altijd beschikbaar via de website van [naam bedrijf 2], aldus Intrum.
5.6
De kantonrechter kan aan de hand van bovenstaande stellingen niet vaststellen of daarmee in alle opzichten aan [gedaagde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in art. 6:230m BW bedoelde informatie is verstrekt en op een duurzame gegevensdrager (in bijvoorbeeld een pdf-bestand bij de bevestigingsmail) ter beschikking is gesteld.
5.7
De vraag is welke consequenties dit voor de vordering van Intrum moet hebben. In de rechtspraak wordt wisselend gedacht over de vraag op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en welke sancties verbonden moeten worden aan het niet naleven van die informatieverplichtingen. Dat heeft er toe geleid dat het voor partijen, zoals ook [gedaagde] in dit geval, niet steeds voldoende helder was, noch tot op heden is, wat van hen in het kader van informeren en in de procedure stellen en substantiëren wordt verlangd. Daarom zal aan de (eventuele) tekortkoming in deze zaak op dit moment geen sanctie verbonden worden.
De inhoudelijke beoordeling
5.8
Intrum vordert, na vermindering van eis, een bedrag van € 1.807,99 aan hoofdsom, een bedrag van € 97,62 aan wettelijke rente berekend over de periode 11 december 2018 tot 5 maart 2021 en een bedrag van € 271,20 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.9
Uit het door Intrum bij repliek als productie 7 overgelegde overzicht blijkt dat de hoofdsom van € 1.807,99 bestaat uit 9 termijnfacturen van elk € 145,00 en de eindfactuur van 13 oktober 2018 van € 502,99 die reeds bij dagvaarding was overgelegd.
5.1
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de 9 termijnfacturen niet betwist, zodat het daarvoor gevorderde bedrag van € 1.305,00 zal worden toegewezen.
5.11
De eindfactuur van 13 oktober 2018 bedraagt € 502,99 en bestaat uit een bedrag van
€ 848,58 aan stroomverbruik, een bedrag van € 1.490,80 aan gasverbruik, een tussentijdse opzegvergoeding voor gas van € 75,00, een tussentijdse opzegvergoeding voor stroom van
€ 75,00 en een bedrag van € 3,63 aan kosten acceptgiro’s voor termijnfacturen.
Het welkomstcadeau stroom en gas van in totaal € 250,00 en in rekening gebrachte termijnfacturen van € 1.740,00 zijn op de eindnota in mindering gebracht.
5.12
Ten aanzien van de opzegvergoeding beroept Intrum zich op haar toepasselijke algemene voorwaarden. Nu deze procedure een overeenkomst tussen een handelaar en een consument betreft, moet de kantonrechter op grond van vaste rechtspraak zo nodig ambtshalve beoordelen of deze bedingen oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG.
Artikel 3 van deze richtlijn bepaalt dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De Nederlandse rechter moet deze toets (onder andere) verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval.
Artikel 5 van de richtlijn bepaalt voorts: “In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. (...)”.
De rechter moet bij het onderzoek van het mogelijkerwijs oneerlijke karakter van een beding in een consumentenovereenkomst in de zin van die bepalingen rekening houden, wat de bedingen die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen betreft, met de mate van wisselwerking tussen het betrokken beding en andere bedingen, afhankelijk van met name hun respectieve draagwijdte. Om te beoordelen of het bedrag van de aan de consument opgelegde schadevergoeding mogelijkerwijs onevenredig hoog is in de zin van punt 1, onder e), van de bijlage bij die richtlijn, moet bij een dergelijk onderzoek bijzonder belang worden gehecht aan de bedingen die op dezelfde tekortkoming zien (Hof van Justitie EU 10 september 2020. ECLI:EU:C:2020:687).
5.13
Ten aanzien van de opzegvergoeding van in totaal € 150,00 oordeelt de kantonrechter als volgt. De dagvaarding vermeldt geen grondslag voor deze vordering. Bij repliek heeft Intrum gesteld dat de opzegvergoeding verschuldigd is omdat de overeenkomst die voor drie jaar was aangegaan voortijdig is beëindigd, zoals is vastgelegd in artikel 14 van de toepasselijke productvoorwaarden. Dit is door [gedaagde] niet betwist en de vergoeding is ook overeenkomstig het bepaalde in de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders van de NMA. [gedaagde] is de opzegvergoedingen dan ook verschuldigd. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de overige posten op de eindfactuur, zodat de eindfactuur, met inachtneming van hetgeen hierna onder 5.15 wordt overwogen, verschuldigd is.
5.14
Intrum vordert na vermindering van eis een bedrag van € 271,20 aan buitengerechtelijke incassokosten (BIK). [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij na het eindigen van het bewind geen aanmaningsbrieven heeft ontvangen. Dit verweer kan hem niet baten, nu hij niet heeft weersproken dat zijn (voormalige) bewindvoerder tijdens het bewind wel aanmaningen voor de onderhavige vordering heeft ontvangen. Het gevorderde bedrag van
€ 271,20 is echter niet toewijsbaar. In geen enkele aanmaning is dit bedrag aangezegd. Bovendien bepaalt lid 7 van artikel 6:96 BW dat indien een schuldenaar voor meer dan één vordering door een schuldeiser kan worden aangemaand, dit in één aanmaning dient te geschieden, waarbij voor de berekening van de BIK de hoofdsommen bij elkaar worden opgeteld. Om in aanmerking te komen voor een hoger BIK bedrag, dient hij aan te manen voor het totaal van de openstaande vorderingen en daarbij het BIK bedrag behorend bij dat totaal aan te zeggen. Ook dit is in de onderhavige kwestie niet gebeurd. Daarom wordt een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Dit bedrag is immers wel conform de eisen van artikel 6:96 BW aan de (voormalige) bewindvoerder aangezegd.
5.15
De in de eindfactuur van 13 oktober 2018 begrepen administratiekosten van € 3,63 zullen worden afgewezen, omdat deze geacht worden onder de buitengerechtelijke incassokosten te vallen.
5.16
De conclusie van het voorgaande is dat aan hoofdsom een bedrag van € 1.804,36 wordt toegewezen. Dit bedrag bestaat uit de 9 voorschotfacturen van in totaal € 1.305,00 en het restantbedrag van de eindnota van 13 oktober 2018 van € 499,36 (€ 502,99 - € 3,63).
5.17
Nu de gevorderde hoofdsom niet geheel toewijsbaar is, kan het aan vervallen wettelijke rente berekende bedrag niet juist zijn. De wettelijke rente wordt als verder niet weersproken toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
5.18
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij door de plotselinge dagvaarding is overvallen.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] daarmee verweer heeft willen voeren tegen de gevorderde proceskostenveroordeling en overweegt daartoe het volgende.
Intrum heeft een aantal aanmaningsbrieven in het geding gebracht. Deze dateren uit de periode 19 september 2018 tot 26 november 2019. Los van de vraag of [gedaagde] of zijn toenmalige bewindvoerder al deze aanmaningen heeft ontvangen staat vast dat in elk geval na 26 november 2019 geen aanmaningen meer zijn verstuurd en dat [gedaagde] op 9 maart 2021 is gedagvaard. De kantonrechter is van oordeel dat Intrum zich, gelet op de lange periode tussen de volgens haar laatst verstuurde aanmaning en de dagvaarding, met deze handelwijze niet overeenkomstig de eisen van de redelijkheid en billijkheid jegens [gedaagde] heeft gedragen. [gedaagde] is hierdoor de kans ontnomen om actie te ondernemen en een dagvaarding, met alle daarmee gepaard gaande kosten, te voorkomen. De kantonrechter ziet in deze omstandigheden aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Intrum tegen kwijting te betalen een bedrag van € 1.844,36, (waarvan € 1.804,36 ziet op de hoofdsom en € 40,00 op de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.804,36 vanaf 11 december 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426