ECLI:NL:RBROT:2021:6994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
8890166 \ CV EXPL 20-42444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Handel- en Exploitatiemaatschappij "Markmonde" B.V. (eiseres) en twee gedaagden, waarvan de eerste in persoon procedeert en de tweede door de eerste wordt vertegenwoordigd. De vordering van Markmonde betreft een schadevergoeding na het einde van een huurovereenkomst die op 14 juni 2019 was aangegaan. De huurovereenkomst werd beëindigd na een inval van de gemeente Rotterdam, waarbij een hennepkwekerij werd aangetroffen in de gehuurde woning. Markmonde vorderde betaling van schadevergoeding, omdat de woning niet in de oorspronkelijke staat was opgeleverd en er schade was ontstaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 11 december 2019 met wederzijds goedvinden is beëindigd. De vordering van Markmonde is gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde 1 tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waardoor Markmonde kosten heeft moeten maken voor schoonmaak en herstel. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, toegewezen tot een totaalbedrag van € 6.408,45, waarvan € 5.614,99 op de hoofdsom en € 793,46 op de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8890166 \ CV EXPL 20-42444
uitspraak: 12 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Handel- en Exploitatiemaatschappij "Markmonde" B.V.,
gevestigd te: Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 november 2020,
gemachtigde: R.A.M. Vismans te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats]
en
2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
van wie [gedaagde 1] in persoon procedeert en [gedaagde 2] door [gedaagde 1] wordt vertegenwoordigd.
Partijen worden hierna aangeduid als “Markmonde” respectievelijk “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ” .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • het op de rolzitting van 26 november 2020 door [gedaagde 1] en namens [gedaagde 2] gegeven mondelinge antwoord;
  • het tussenvonnis van 26 november 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, die op 25 januari 2021 is gehouden;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij brief van 20 januari 2021 door Markmonde overgelegde stukken;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij e-mail van 24 januari 2021 door [gedaagde 1] overgelegde stukken.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Markmonde als verhuurster en [gedaagde 1] als huurder is op 14 juni 2019 een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan het adres [adres] te Rotterdam. De huurovereenkomst is aangenaam voor de duur van minimaal 1 jaar.
Artikel 11.3.2 luidt als volgt:
“11.3.2. Bij het einde van de huurovereenkomst levert de huurder het gehuurde op in de staat waarin het gehuurde bij aanvang van de overeenkomst is ontvangen. De huurder zal op de dag van ontruiming de sleutels aan de verhuurder overhandigen. De woning dient daarbij onder meer leeg, schoon en zonder behang of structuur op de wanden/plafonds te worden opgeleverd zoals bij aanvang van de huurovereenkomst.”
2.2
De huurprijs bedroeg laatstelijk € 600,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3
[gedaagde 2] heeft zich bij onderhandse akte van borgtocht hoofdelijk als borg verbonden tot zekerheidstelling van betaling van al hetgeen Markmonde van [gedaagde 1] te vorderen heeft dan wel mocht krijgen.
2.4
Op 4 december 2019 heeft de gemeente Rotterdam een inval in het gehuurde gedaan en daar een hennepkwekerij aangetroffen.
2.5
Bij brief van 11 december 2019 heeft de beheerder van Markmonde (Pitlo Huur Beheer B.V., hierna ‘de beheerder’) meegedeeld dat zij de huurovereenkomst per direct wil beëindigen. [gedaagde 1] heeft hier op 17 december 2019 mee ingestemd.
2.6
Markmonde heef [gedaagde 1] tot 15 januari 2020 de tijd gegeven om het gehuurde in originele staat op te leveren.
2.7
[gedaagde 1] heeft de sleutels van het gehuurde begin februari 2020 ingeleverd.
2.8
Na de eindinspectie bleek dat [gedaagde 1] de woning niet in de originele staat heeft teruggebracht, dat hij het gehuurde niet (volledig) heeft ontruimd en dat er schade aan de woning is toegebracht.
2.9
De beheerder heeft bij brieven van 2 april 2020 en 10 juli 2020 [gedaagde 1] gesommeerd een bedrag van € 10.117,95 aan schade te vergoeden.

3..De vordering

3.1
Markmonde heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal bevrijden, te veroordelen om aan Markmonde te betalen het bedrag van € 11.829,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.709,66 berekend vanaf de dag van dagvaarding tot die van algehele voldoening;
b. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , hoofdelijk des de een betalend de ander zal bevrijden, te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van Markmonde daarin begrepen.
3.2
Markmonde heeft naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten -zakelijk
weergegeven- aan haar vordering te grondslag gelegd dat [gedaagde 1] , ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld tekort is geschoten in de nakoming van de op hem op grond van de wet en de huurovereenkomst rustende verplichting om het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst aan Markmonde ter beschikking te stellen in de staat waarin het zich bij aanvang van de huur bevond.
3.2.1
Markmonde heeft hierdoor kosten moeten maken, bestaande uit € 2.125,37 aan schoonmaakkosten en € 6.684,29 aan herstelkosten. Daarnaast vordert Markmonde een bedrag aan huur dan wel een bedrag gelijk aan de huur over de periode november 2019 tot en met maart 2020 van € 2.500,00.
3.2.2
Markmonde maakt op grond van artikel 6:119 BW aanspraak op de wettelijke rente die berekend tot de dag van dagvaarding € 59,88 bedraagt en vordert op grond van het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.060,18 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.3
[gedaagde 2] is uit hoofde van de akte van borgtocht naast [gedaagde 1] aansprakelijk voor al hetgeen Markmonde uit hoofde van de huurovereenkomst van [gedaagde 1] te vorderen heeft.

4..Het verweer

[gedaagde 1] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang -het volgende aangevoerd.
4.1
[gedaagde 1] heeft het restantbedrag van de huur over de maand november 2019 en de huur c.q gebruiksvergoeding over de maand december 2019 betaald. Daarnaast heeft hij op 20 mei 2020 een bedrag van € 15,00 aan Pitlo betaald. Van deze betaling heeft hij een betaalbewijs overgelegd.
[gedaagde 1] vindt het onredelijk dat een bedrag gelijk aan huur over de maanden januari, februari 2020 en maart 2020 wordt gevorderd.
[gedaagde 1] erkent dat hij aansprakelijk is voor de door Markmonde geleden schade. Hij vindt dat Markmonde haar schade onvoldoende heeft onderbouwd.
Ten aanzien van factuurnummer [nummer factuur 2] betwist hij de verschuldigdheid van de kosten voor het meerwerk ten aanzien van de kapotte standleiding. Deze kosten houden geen verband met de hennepkwekerij. De standleiding is gebroken doordat een eerdere reparatie niet juist is uitgevoerd.

5..De beoordeling

5.1
Pitlo heeft bij brief van 11 december 2019 aan [gedaagde 1] meegedeeld dat zij de huurovereenkomst per direct wil ontbinden. Door [gedaagde 1] is niet weersproken dat hij hiermee door ondertekening van deze brief op 17 december 2019 akkoord is gegaan. Dit betekent dat de huurovereenkomst op 11 december 2019 met wederzijds goedvinden tot een einde is gekomen. Partijen zijn het er voorts over eens dat [gedaagde 1] de sleutels van het gehuurde begin februari 2020 heeft ingeleverd. Dit betekent dat Markmonde tot en met 11 december 2019 aanspraak maakt op betaling van de huur en tot februari 2020, het moment waarop zij de sleutels en daarmee de beschikking over het gehuurde terugkreeg, aanspraak maakt op een gebruiksvergoeding.
5.2
Hiervan uitgaande begrijpt de kantonrechter de vordering van Markmonde aldus dat zij huur vordert over de periode november 2019 tot 11 december 2019, een gebruiksvergoeding over de periode 11 december 2019 tot 1 februari 2020 en aan schadevergoeding een bedrag gelijk aan de huur over de maand maart 2020 en in de vorm van herstelkosten en schoonmaakkosten.
Huur c.q. gebruiksvergoeding
5.3
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij het restantbedrag aan huur over de maand november 2019 van € 100,00 en de huur c.q. gebruiksvergoeding over de maand december 2019 van
€ 600,00 al heeft betaald. Markmonde heeft de ontvangst van deze bedragen betwist.
Het had op de weg van [gedaagde 1] gelegen om zijn verweer, tegenover de betwisting door Markmonde nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van betaalbewijzen. Dit heeft [gedaagde 1] nagelaten zodat zijn verweer als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. In rechte wordt er daarom vanuit gegaan dat deze posten niet zijn betaald. De huur c.q. gebruiksvergoeding over de maanden november 2019 en december 2019 van in totaal
€ 700,00 wordt toegewezen.
5.4
De gebruiksvergoeding over de maand januari 2020 van € 600,00 is, bij gebreke van een inhoudelijk verweer, eveneens toewijsbaar omdat [gedaagde 1] de sleutels van het gehuurde pas begin februari 2020 heeft ingeleverd en Markmonde toen de beschikking over het gehuurde kreeg.
Schadevergoeding
5.5
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 1] de op hem rustende verplichting om het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst aan Markmonde ter beschikking te stellen in de staat waarin het zich bij aanvang van de huur bevond niet is nagekomen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [gedaagde 1] de schade die Markmonde als gevolg daarvan heeft geleden moet vergoeden. Partijen twisten echter de vraag welk bedrag aan schadevergoeding [gedaagde 1] moet voldoen.
5.6
Markmonde heeft ter onderbouwing van haar schadevordering twee facturen van aannemingsbedrijf Koedood B.V. overgelegd. Dit betreft de factuur met nummer [nummer factuur 1] van € 2.125,37 (incl. btw) die betrekking heeft op schoonmaakkosten en de factuur met nummer [nummer factuur 2] van € 6.684,29 (incl. btw.) die betrekking heeft op herstelkosten.
5.7
[gedaagde 1] heeft in het kader van beide facturen aangevoerd dat Markmonde haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. Dit verweer wordt voor wat betreft de factuur met nummer [nummer factuur 1] verworpen. Op deze factuur staat immers per post beschreven wat de werkzaamheden inhouden. [gedaagde 1] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de in rekening gebrachte schoonmaakkosten. Het bij factuurnummer [nummer factuur 1] in rekening gebracht bedrag van € 2.125,37 (incl. btw) wordt daarom toegewezen.
5.8
Op de factuur met nummer [nummer factuur 2] zijn de volgende kosten in rekening gebracht:

[ Afbeelding factuur met gegevens verrichte werkzaamheden en personeel]

5.9
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] voor wat betreft de post ‘Materiaal en arbeid overige werkzaamheden’ terecht heeft aangevoerd dat deze post onvoldoende is onderbouwd. Uit niets blijkt wat de ‘overige werkzaamheden’ inhouden en tijdens de mondelinge behandeling heeft Markmonde deze post desgevraagd niet nader kunnen toelichten hetgeen, zeker gelet op de hoogte van deze kostenpost en de betwisting van [gedaagde 1] , wel op haar weg had gelegen. Markmonde heeft haar vordering voor wat betreft de post ‘materiaal en arbeid overige werkzaamheden’ dan ook onvoldoende onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering van wordt daarom afgewezen.
5.1
[gedaagde 1] heeft verder de post ‘meerwerk’ gemotiveerd betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kapotte standleiding geen verband houdt met de hennepkwekerij, maar kapot is gegaan door een eerder foutief uitgevoerde reparatie. Markmonde heeft hier tegenover gesteld dat de gescheurde standleiding wel degelijk verband houdt met de hennepkwekerij. Zij stelt dat de standleiding verstopt zat met aarde die gebruikt was voor de hennepkwekerij en daardoor is gescheurd als gevolg waarvan lekkage bij de onderburen is opgetreden. Markmonde heeft die stelling echter in het geheel niet onderbouwd, hetgeen gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] weg op haar weg had gelegen. In rechte staat dan ook niet vast dat deze schade aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
5.11
Voor het overige heeft [gedaagde 1] de factuur met nummer [nummer factuur 2] niet betwist. Van deze factuur wordt een bedrag van € 2.204,62 (incl. btw) toegewezen.
5.12
Markmonde heeft verder een bedrag gelijk aan de huur over de maanden februari 2020 en maart 2020 aan schadevergoeding gevorderd. Zij heeft hiertoe gesteld dat met de schoonmaak en het herstel van het gehuurde tijd gemoeid is geweest gedurende welke zij het gehuurde niet kon verhuren.
5.13
Markmonde heeft bij dagvaarding een beperkt aantal foto’s overgelegd. Deze foto’s laten weliswaar zien dat een deel van het gehuurde vol stond met rommel en vuil, maar of dit de hele woning betrof wordt uit deze foto’s niet duidelijk. Markmonde heeft hierover ook niets gesteld. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de nodige tijd gemoeid is geweest met het schoonmaken, herstellen en opruimen van de woning, maar acht gelet op het voorgaande, een termijn van twee maanden niet redelijk. Daarom wordt een bedrag van € 600,00 toegewezen.
5.14
[gedaagde 1] heeft, onder overlegging van een betaalbewijs tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat hij op 20 mei 2020 een bedrag van € 15,00 aan Pitlo heeft betaald. Markmonde heeft daarop erkend dat dit bedrag is ontvangen. Dit bedrag strekt dan ook in mindering op het toe te wijzen bedrag.
5.15
Uit de door Markmonde overgelegde specificatie blijkt dat [gedaagde 1] een bedrag van
€ 600,00 aan borg heeft betaald. Dit bedrag dient daarom in mindering te trekken op het toe te wijzen bedrag.
5.16
Concluderend leidt het voorgaande ertoe dat aan hoofdsom een bedrag van € 5.614,99 wordt toegewezen. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd:
- Huur c.q. gebruiksvergoeding over de periode
november 2019 tot en met januari 2020 € 1.300,00
- Schoonmaakkosten € 2.125,37
- Herstelkosten € 2.204,62
- Schade gelijk aan de huur over de maand februari 2020 € 600,00
- Betaling 20 mei 2020 € 15,00 -/-
- Borg
€ 600,00 -/-
Totaal € 5.614,99
5.17
Nu een deel van de hoofdsom wordt afgewezen kan het aan vervallen wettelijke rente berekende bedrag niet juist zijn. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
5.18
Markmonde maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Met het versturen van de brief van 10 juli 2020 is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 793,46 (incl. btw).
5.19
Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde 2] zich als borg hoofdelijk heeft verbonden tot zekerheidstelling van betaling van al hetgeen Markmonde van [gedaagde 1] uit krachte van de huurovereenkomst te vorderen heeft dan wel mocht krijgen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden daarom hoofdelijk veroordeeld tot betaling van voornoemde bedragen.
5.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld aan de zijde van Markmonde vastgesteld op € 608,29 aan verschotten en € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt van € 300,00 per punt).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd om aan Markmonde tegen kwijting te betalen een bedrag van € 6.408,45 waarvan € 5.614,99 ziet op de hoofdsom en € 793,46 op de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.614,99 vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Markmonde vastgesteld op € 608,29 aan verschotten en € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426