ECLI:NL:RBROT:2021:6979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
10/811031-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging

Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 juni 2020 te Vlaardingen, waarbij de verdachte, na een conflict tussen zijn zoon en de aangevers, met een honkbalknuppel op de aangever [naam slachtoffer 1] afging en hem meermalen sloeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de initiator was van het geweld, maar ook een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandeling, die resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de aangever. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangevers. Tevens werd een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de aangever.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811031-20
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2020, 9 december 2020, 3 maart 2021 en 2 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 2 juni 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) en van het onder feit 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging in vereniging);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in de rapporten van de reclassering van 13 augustus 2020 en 1 juni 2021 en een contactverbod met de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het onder feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging zware mishandeling en de openlijke geweldpleging. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever [naam slachtoffer 1] , hierna [naam slachtoffer 1] , één keer met een honkbalknuppel tegen het been heeft geslagen. Dit enkele slaan met de honkbalknuppel tegen het been is onvoldoende om te spreken van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt temeer nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat het letsel dat is toegebracht, wat volgens de officier van justitie zwaar lichamelijk letsel zou hebben kunnen opleveren, het gevolg is van de slag met de honkbalknuppel. Na de slag van de honkbalknuppel is [naam slachtoffer 1] weggerend en zijn anderen achter [naam slachtoffer 1] aangegaan. Aan het geweld dat vervolgens door de groep op [naam slachtoffer 1] is toegepast – waaronder het steken met een mes – heeft de verdachte niet deelgenomen. Er kan zodoende een knip worden geplaatst tussen het handelen van de verdachte en het daaropvolgende handelen van de groep. Om die reden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte heeft gepoogd in vereniging zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam slachtoffer 1] en evenmin dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. Op 11 juni 2020 gaat de verdachte, nadat zijn zoon via derden heeft vernomen waar de aangevers zich bevonden, samen met zijn zoon naar de [plaats delict] te Vlaardingen. Aldaar zijn beide aangevers in gesprek met een groep jongeren over een incident dat eerder die dag tussen hun zoon en de zoon van de verdachte heeft plaatsgevonden. Tijdens het eerdere incident is de bril van de zoon van de verdachte beschadigd. Op het moment dat de verdachte aankomt op de [plaats delict] , stopt hij abrupt zijn auto, stapt hij uit en pakt hij in één handeling een honkbalknuppel uit zijn auto. Met de honkbalknuppel beent hij direct en doelbewust af op [naam slachtoffer 1] , hij gaat de confrontatie aan en slaat [naam slachtoffer 1] met de honkbalknuppel tegen het lichaam. [naam slachtoffer 1] wordt vervolgens door de groep jongeren geschopt en geslagen. Hierbij wordt [naam slachtoffer 1] ook met een mes gestoken in zijn been en zij.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte meerdere keren met de honkbalknuppel heeft geslagen. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van [naam slachtoffer 1] die zegt dat de verdachte direct meerdere keren heeft geslagen. Die verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [naam getuige] . Daarbij wijst de manier waarop de verdachte blijkens de camerabeelden uit zijn auto stapt en direct en doelbewust op [naam slachtoffer 1] afstuift erop dat hij met veel emotie de confrontatie met [naam slachtoffer 1] aangaat en geeft dit voorkomen geen blijk van enige beheersing.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat tussen de geweldshandelingen van de verdachte en het daaropvolgende geweld van andere personen in de groep geen knip is te maken, maar dat dit als één geheel moet worden gezien. Daartoe wordt vooropgesteld dat kort daarvoor telefonisch contact is geweest tussen de zoon van de verdachte en de groep jongens die op dat moment nog met de aangevers in gesprek waren. Daarover hebben zowel de zoon van de verdachte als de aangevers verklaard. Van een toevallige ontmoeting is dus allerminst sprake geweest. De verdachte heeft de aangevers doelbewust opgezocht, in de wetenschap dat daar een groep jongens met hen in gesprek was. Uit de ter zitting getoonde camerabeelden in combinatie met de verklaringen van de aangevers valt bovendien af te leiden dat het handelen van de verdachte – het slaan met de honkbalknuppel – het startsein vormde voor het geweld dat daarop is gevolgd, waaronder dus het steken met een mes. De verdachte is daar continu bij aanwezig geweest. Daarbij is op de beelden te zien dat de verdachte ook kort na het geweld nog contact heeft met de andere jongens in de groep en dat behalve zijn zoon nog een andere jongen bij hem in de auto stapt. Het geweld tegen [naam slachtoffer 1] dient dan ook als één geheel te worden gezien. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen, zodat sprake is van medeplegen.
Het meermalen doelbewust op het lichaam slaan met een honkbalknuppel kan naar het oordeel van de rechtbank zonder meer leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en zodoende voorwaardelijk opzet gehad op het in vereniging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. Niet is gebleken dat de verdachte met een mes heeft gestoken, noch dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad dat het slachtoffer met een mes zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging overweegt de rechtbank (tevens) dat de situatie tussen de groep en de aangevers voordat de verdachte aankomt ogenschijnlijk rustig was. Dat veranderde direct na de komst van de verdachte waarbij hij klappen heeft uitgedeeld met zijn honkbalknuppel. De verdachte heeft zodoende een significante bijdrage geleverd aan het geweld en nauw en bewust samengewerkt met de andere geweldplegers. Dat een of meerderen van de groep meerdere keren met een mes hebben gestoken, komt, anders dan ten aanzien van feit 1, gelet op de aard van het delict waarbij het in beginsel niet uitmaakt wie welk geweld heeft gebruikt, voor risico van de verdachte. De verdachte is dan ook schuldig aan het onder feit 2 ten laste gelegde ‘steken met het mes’.
Gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het onder feit 1 impliciet subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) en het onder feit 2 ten laste gelegde (openlijke geweldpleging) heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 juni 2020 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1]
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen
- met een honkbalknuppel heeft geslagen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- heeft geslagen en gestompt en geschopt en getrapt tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] -
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 juni 2020 te Vlaardingen, op of aan de openbare weg, de [plaats delict] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het met een honkbalknuppel slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- het slaan en stompen en schoppen en trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en
- het steken met een mes in een been en een zij van die [naam slachtoffer 1] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van

1..poging tot zware mishandeling in vereniging;

en

2..openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 11 juni 2021 schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. Eerder die dag heeft zijn zoon ruzie gekregen met een andere jongen, waarbij zijn bril is beschadigd. Wanneer de ouders van de andere jongen (de aangevers) de bril willen komen vergoeden en hiervoor naar de parkeerplaats aan de [plaats delict] komen, besluit de verdachte samen met zijn zoon ook ter plaatse te gaan. Eenmaal aangekomen stapt de verdachte uit zijn auto en pakt hij in één handeling een honkbalknuppel die in zijn auto ligt. Hij loopt direct op de aangever af en slaat de aangever meermalen met de honkbalknuppel. Vervolgens is de aangever door de verdachte en de aldaar aanwezige groep jongeren in elkaar geslagen en neergestoken. Hierbij heeft de aangever letsel opgelopen, waaronder twee steekwonden.
De verdachte heeft niet alleen een significante bijdrage geleverd aan het geweld, maar daarbij ook een initiërende en sturende rol gehad. Dit terwijl de verdachte, als volwassene en ouder, juist in dergelijke situaties het goede voorbeeld aan zijn zoon en andere jongeren diende te geven.
De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak nog geruime tijd last van de impact daarvan. Dat dit ook in dit geval zo is geweest blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer 1] , waarin hij verklaart nog steeds bezig te zijn met het herstelproces. Daarnaast vond het geweld plaats op de openbare weg. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 augustus 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener en een inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding. Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte te verbeteren, is de verdachte verplicht hieraan mee te werken.
Het recidiverisico kan niet worden geschat.
Reclassering Nederland heeft voorts een voortgangsverslag, gedateerd 1 juni 2021, over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert overeenkomstig haar advies van 13 augustus 2020. Er is sprake van een goedlopend toezicht. Hij komt zijn meldplichtafspraken na en stelt zich begeleidbaar op. De gezinssituatie is stabiel. Het toezicht en het behandeltraject bij De Waag verlopen naar wens. Het recidiverisico wordt laag geschat.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Daarbij houdt de rechtbank rekening met de initiërende en sturende rol die de verdachte in de bewezenverklaarde feiten heeft gehad en de mate van geweld dat is gepleegd. Verder houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht niet opportuun is. De rechtbank is met de officier van justitie en de reclassering van oordeel dat de verdachte gebaat is bij begeleiding en toezicht door de reclassering, dit temeer nu verdachte veel baat bij de begeleiding lijkt te hebben. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter terechtzitting is naast de onderhavige strafzaak ook de strafzaak tegen de verdachte onder het parketnummer 10/044353-19 behandeld. Vanwege onoverkomelijke technische problemen bij de executie, zijn beide zaken niet gevoegd behandeld. Door het niet kunnen voegen van beide zaken dient de verdachte niet in zijn belangen te worden geschaad. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in deze zaak dan ook nadrukkelijk rekening gehouden met de straf die in de zaak met parketnummer 10/044353-19 zal worden opgelegd. De verdachte is dan ook niet in zijn belangen geschaad door het niet voegen van de zaken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.322,76 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij de vordering aangepast, in die zin dat de gevorderde schadepost ‘Iphone 7 Plus refurbished 32 gb’ komt te vervallen en de kosten van beschadigde kleding van € 159,90 erbij komen. De benadeelde partij vordert gelet hierop thans een vergoeding van € 7.143,66 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 5.144,04 en van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is betoogd dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering ziet voornamelijk op de gevolgen van het steken, zijnde het onderdeel van de tenlastelegging waar de verdachte niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden. Gelet hierop ontbreekt de causaliteit.
8.3.
Beoordeling
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaarde feiten en het bepaalde in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek de aansprakelijkheid van de verdachte zich uitstrekt tot de gehele schade van [naam slachtoffer 1] die hij ten gevolge van de tegen hem gepleegde strafbare feiten heeft geleden. Voor de (groeps-)aansprakelijkheid is niet van belang wie welke handeling heeft verricht en wie welke schade precies heeft toegebracht. De behandeling van de vordering levert geen onevenredige belasting op van het strafgeding. Het verweer van de verdediging daartoe wordt daarom verworpen.
De materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schadeposten ‘kosten boekhouder’, ‘fysiotherapie’, ‘reiskosten’, ‘littekencorrectie offerte’ en ‘kleding’ zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde schadeposten ‘gederfde winst 11 juni 2020 t/m 30 juni 2020’ en ‘gederfde winst 16 uren i.v.m. bezoeken behandelaars’ geldt dat deze schadeposten in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn.
De rechtbank constateert echter dat de gevorderde schadebedragen van € 3.079,72 en
€ 520, zijn gepresenteerd als nettobedragen, terwijl deze bedragen zijn gebaseerd op de winst voordat daarop belasting is geheven. Het betreft daarom brutobedragen. De rechtbank heeft de benadeelde partij hierop ter terechtzitting bevraagd. De benadeelde partij heeft echter geen uitsluitsel kunnen geven over het belastingtarief dat op deze bedragen van toepassing zou zijn geweest.
De officier van justitie heeft voorgesteld om ten aanzien van deze bedragen een vermindering toe te passen gelijk aan een belastingtarief van 50 procent. De rechtbank acht dit voorstel passend en zal daarom een schatting maken van de geleden schade.
Gelet hierop zal de rechtbank ten aanzien van de schadepost ‘gederfde winst 11 juni 2020 t/m 30 juni 2020’ de geleden schade schatten op een bedrag van € 1.500. Ten aanzien van de schadepost ‘gederfde winst 16 uren i.v.m. bezoeken behandelaars’ zal de geleden schade worden geschat op een bedrag van € 260. De benadeelde partij zal voor de overige materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000. De benadeelde partij zal voor de overige immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank constateert dat de schadeposten op verschillende momenten opeisbaar zijn geworden of nog moeten worden. De rechtbank bepaalt gelet hierop, uit pragmatische overwegingen, dat het toegewezen schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 juni 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.303,94, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
118 (honderdachttien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] ) en [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] ), gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt en zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die door de zorgverlener voor de behandeling worden gegeven;
4. de veroordeelde zal zich inspannen tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding;
5. de veroordeelde zal meewerken aan interventies die nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de veroordeelde te verbeteren, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 8.303,94 (zegge: achtduizenddriehonderddrie euro en vierennegentig eurocent), bestaande uit € 5.303,94 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 8.303,94 (zegge: achtduizenddriehonderddrie euro en vierennegentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.303,94 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
76 (zesenzeventig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door de mededaders van de verdachte, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
meermalen
-met een honkbalknuppel heeft geslagen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1]
-heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt tegen het lichaam
tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen
-met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in een
been en/of een zij, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair,
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Vlaardingen [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen met een honkbalknuppel tegen het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2020 te Vlaardingen, op of aan de openbare weg, de
[plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
-het met een honkbalknuppel slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1]
-het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam
tengevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val is gekomen
-het steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in een been
en/of een zij, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ;