ECLI:NL:RBROT:2021:6976
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 288 Faillissementswet met toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 12 juli 2021 een verzoekschrift ingediend, dat voldoet aan de gestelde eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De beoordeling van de goede trouw van verzoekster is cruciaal, vooral met betrekking tot de schulden die zij heeft opgebouwd in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoekster aanzienlijke schulden heeft aan het CJIB en de Belastingdienst, waarvan de oorsprong niet te goeder trouw is. Ondanks deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster haar omstandigheden onder controle heeft gekregen, onder andere door budgetbeheer en het niet meer op naam zetten van een auto. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verzoekster toch in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris. Tevens zijn er bepalingen getroffen voor de vergoeding van de bewindvoerder en de opening van post gericht aan de schuldenares.