In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf A] en [bedrijf B]. [bedrijf A], een onderneming die zich bezighoudt met informatietechnologie, heeft [bedrijf B], een hulpverlener op psycho-medisch gebied, facturen gestuurd voor geleverde diensten. [bedrijf B] heeft deze facturen, die in totaal € 15.417,74 bedragen, niet betaald en heeft de overeenkomst met [bedrijf A] opgezegd per 1 januari 2019. Het geschil ontstond nadat [bedrijf B] data uit de door [bedrijf A] ontwikkelde applicatie Careweb had gemigreerd naar een andere applicatie, wat leidde tot een blokkade van de toegang tot Careweb door [bedrijf A] vanwege een vermeend datalek.
In conventie vorderde [bedrijf A] betaling van de openstaande facturen, terwijl [bedrijf B] in reconventie schadevergoeding eiste wegens het ontzeggen van toegang tot de applicatie. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf B] niet bevoegd was om haar vordering in reconventie in te dienen, omdat de totale waarde van de vorderingen de grens van € 25.000 overschreed. De rechter oordeelde dat [bedrijf A] recht had op betaling van € 6.467,88 aan openstaande facturen, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en dat de buitengerechtelijke kosten tot € 698,39 toewijsbaar waren. Beide partijen werden in de proceskosten in het ongelijk gesteld, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van heldere communicatie tussen partijen en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met gegevensverwerking. De kantonrechter concludeerde dat het geschil voortkwam uit wantrouwen en miscommunicatie tussen de partijen, waarbij beide partijen enige verwijten te maken hadden.