ECLI:NL:RBROT:2021:6973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
9149563 CV EXPL 21-1642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en de vraag naar de geldigheid van een overeenkomst tussen partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2021, is er een geschil tussen de besloten vennootschap Youvia B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeert. Youvia vordert betaling van een factuur van € 576,11, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van een in 2011 gesloten overeenkomst voor de publicatie van een bedrijfsprofiel. De gedaagde betwist het bestaan van deze overeenkomst en stelt dat hij deze in maart 2020 heeft opgezegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Youvia voldoende bewijs heeft geleverd van de overeenkomst en dat de gedaagde niet tijdig heeft opgezegd. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde gehouden is de factuur te betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9149563 CV EXPL 21-1642
uitspraak: 22 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Youvia B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] ,v.h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Youvia’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 maart 2021, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
Youvia biedt diensten aan ter bevordering van de digitale vindbaarheid van bedrijven, onder meer door het publiceren van bedrijfsprofielen op haar netwerk. In het verleden bestonden deze diensten uit het opnemen van bedrijfsprofielen in De Telefoongids en Gouden Gids. [gedaagde] heeft in ieder geval in het verleden gebruik gemaakt van de diensten van Youvia, en wel ten behoeve van zijn voormalige onderneming [naam bedrijf] , een eenmanszaak.

3..Het geschil

3.1
Youvia vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Youvia van een bedrag van € 576,11,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 486,06,- vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Youvia legt aan haar vordering ten grondslag een tussen partijen in december 2011 gesloten overeenkomst tot publicatie van het bedrijfsprofiel van [naam bedrijf] , die behoudens opzegging jaarlijks wordt verlengd, op grond waarvan [gedaagde] is gehouden aan Youvia de daarvoor overeengekomen vergoeding te betalen. [gedaagde] is hiermee in gebreke gebleven voor wat betreft de factuur van 23 oktober 2020 ten bedrage van € 486,06, die ziet op de periode van 24 september 2020 tot 24 september 2021.
3.3
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. [gedaagde] betwist dat tussen partijen een jaarlijks verlengde overeenkomst bestaat. Voor zover deze heeft bestaan, heeft [gedaagde] de overeenkomst in maart 2020 opgezegd. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering.

4..De beoordeling

4.1
Partijen zijn in geschil over de vraag of tussen hen voor de periode van 24 september 2020 tot 24 september 2021 een overeenkomst heeft bestaan op grond waarvan [gedaagde] gehouden is de factuur van 23 oktober 2020 aan Youvia te betalen.
4.2
Youvia legt ter onderbouwing van haar standpunt als productie 8 bij repliek een orderbevestiging over uit 2011, waarbij haar algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Ook legt zij als productie 3 bij dagvaarding een verlengingsbrief van 25 augustus 2018 over. Youvia wijst erop dat beide brieven zijn voorzien van de tekst van haar algemene voorwaarden. [gedaagde] betwist dat hij ooit algemene voorwaarden heeft ontvangen, maar heeft niet betwist dat hij deze brieven – beide inderdaad voorzien van de tekst van de alstoen geldende algemene voorwaarden van Youvia (voorheen DTG) – heeft ontvangen. Op grond hiervan moet in rechte worden aangenomen dat [gedaagde] (handelend in de uitoefening van een bedrijf) in zijn relatie met Youvia bekend had kunnen zijn met de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Youvia. Artikel 11.1 van de voorwaarden gevoegd bij de verlengingsbrief van 25 augustus 2018 luidt: ‘Tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, wordt de Overeenkomst aangegaan voor een initiële periode van één (1) jaar. Na afloop van deze initiële periode wordt de Overeenkomst steeds stilzwijgend verlengd met periodes van één (1) jaar, tenzij de Overeenkomst door een van de Partijen uiterlijk twee (2) maanden voor het einde van de contractperiode schriftelijk wordt opgezegd.’ Youvia heeft onweersproken gesteld dat de overeenkomst tussen partijen ook voor de periode 24 september 2019 tot 24 september 2020 stilzwijgend is verlengd. Indien [gedaagde] voornemens was de overeenkomst daarna niet meer te verlengen had hij deze conform artikel 11.1 van de voorwaarden uiterlijk 24 juli 2020 dienen op te zeggen.
4.3
In verband daarmee heeft [gedaagde] nog gesteld dat hij de overeenkomst in maart 2020 heeft opgezegd in verband met zijn bedrijfsbeëindiging. Youvia betwist dit. [gedaagde] verklaart dat hij niet in staat is om hiervan bewijs te leveren, omdat zijn zakelijke e-mailadres is afgesloten. Dat [gedaagde] zijn zakelijke e-mailcorrespondentie niet heeft gearchiveerd komt voor zijn eigen risico. et dient er dan wel voor te wodrden gehouden dat de overeenkomst per Zonder bewijs van de zijde van [gedaagde] kan – gelet op de betwisting van Youvia – niet worden vastgesteld dat de tussen partijen bestaande overeenkomst tijdig is opgezegd. [gedaagde] is dan ook gehouden de factuur van 23 oktober 2020 te betalen. De hierop gerichte vordering wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.4
Gelet op het door [gedaagde] in dit geding ingenomen standpunt moet het er voor worden gehouden dat de overeenkomst tussen partijen in elk geval met ingang van 24 september 2021 eindigt.
4.5
Youvia maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten. De incassohandelingen zijn gericht aan een verouderd (e-mail)adres van [gedaagde] alsmede aan zijn gepubliceerd zakenadres. Indien deze post [gedaagde] niet persoonlijk heeft bereikt, is dit een omstandigheid die voor rekening van [gedaagde] komt. Het is immers aan [gedaagde] om gegevenswijzigingen door te geven aan Youvia, waarvan niet is gebleken. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook worden toegewezen.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Youvia te betalen een bedrag van € 576,11, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 486,06 vanaf 22 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Youvia vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 89,44 aan dagvaardingskosten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 62,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645