ECLI:NL:RBROT:2021:6971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
10/176185-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak en oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel. De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, eiste een gedeeltelijke vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging, maar vroeg ook om een bewezenverklaring van de overige feiten en een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 mei 2019 tot en met 28 mei 2019 in Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een aanzienlijke hoeveelheid tuin- en werkgereedschappen, twee luchtdrukwapens en een voederton met koperdeeltjes heeft weggenomen uit een schuur, toebehorende aan [naam slachtoffer]. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de schuur door middel van braak. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard, aangezien de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een zwervend bestaan, is werkzoekend, heeft geen inkomen en diverse schulden. De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft besloten om de eis van de officier van justitie te matigen en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/176185-20
Datum uitspraak: 31 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsvrouw mr. J.M. Buchel, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • partiele vrijspraak van het ten laste gelegde “in/uit een woning”;
  • bewezenverklaring van het overige ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot 80 uren taakstraf, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 27 mei 2019 tot en met 28 mei 2019 te Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, tuin- en werkgereedschappen, twee luchtdrukwapens en een voederton met koperdeeltjes, die toebehoorden aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen uit een schuur gelegen aan het [adres delict] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ingebroken in een schuur en daaruit een aanzienlijke hoeveelheid gereedschappen en andere goederen (met een geschatte waarde van € 3.000,-) weggenomen. Daarbij heeft hij schade toegebracht aan de schuur. Dergelijke feiten leveren grote ergernis op en er is veel tijd gemoeid met het doen van aangifte, het administratief afhandelen daarvan, alsmede het herstellen van de toegebrachte materiële schade. Met zijn handelen heeft verdachte het eigendomsrecht van de eigenaar van de goederen aangetast. Daarnaast voelen slachtoffers van dergelijke feiten zich in hun privacy en gevoel van veiligheid aangetast, omdat iemand hun persoonlijke ruimte heeft betreden. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank mee dat hij meteen na zijn aanhouding het gepleegde feit heeft bekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte na het plegen van dit feit is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2021. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven het volgende in.
De verdachte leidt sinds medio 2016 een zwervend bestaan. Hij is werkzoekend, heeft geen inkomen en diverse schulden. Daarnaast zou ooit psychische problematiek zijn vastgesteld. Deze leefgebieden worden als risico- dan wel criminogene factoren aangemerkt. Het contact met zijn familie vormt een beschermende factor. Het risico op recidive wordt als hoog/gemiddeld ingeschat.
De reclassering adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan verblijf bij begeleid wonen/ maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening.
Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij zicht heeft op werk als koerier en binnenkort begint aan het uitvoeren van een taakstraf die hem in oktober 2019 door de rechtbank Rotterdam is opgelegd. Ook na afloop van de aan die straf verbonden proeftijd zou hij nog graag onder begeleiding van de reclassering blijven, omdat er op dit moment een stijgende lijn in zijn leven en persoonlijke omstandigheden zit. De verdachte heeft een nieuw postadres dat nu bij de reclassering bekend is en hij kan tijdelijk bij zijn ouders verblijven.
De rechtbank ziet in de ouderdom van de zaak, de proceshouding van de verdachte, de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in het feit dat hij na het plegen van het feit in een andere zaak is veroordeeld tot straf aanleiding om in matigende zin van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en te bewijzen dat hij in zijn leven op de goede weg is en kan blijven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht .

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde werkt, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt, mee aan de afname van een SKIL, neemt deel aan een diagnostisch onderzoek, een intelligentieonderzoek en/of behandelgesprekken bij de Waag of een andere behandelende instelling;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2019 tot en met 28 mei 2019 te
Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer tuin- en/of werkgereedschap(pen), twee luchtdrukwapen(s) en/of een voederton met koperdeeltjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen, in/uit een woning en/of aangrenzende schuur (gelegen aan het [adres delict] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen voornoemde goed(eren)
onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht