In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel. De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, eiste een gedeeltelijke vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging, maar vroeg ook om een bewezenverklaring van de overige feiten en een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 mei 2019 tot en met 28 mei 2019 in Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, een aanzienlijke hoeveelheid tuin- en werkgereedschappen, twee luchtdrukwapens en een voederton met koperdeeltjes heeft weggenomen uit een schuur, toebehorende aan [naam slachtoffer]. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de schuur door middel van braak. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard, aangezien de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een zwervend bestaan, is werkzoekend, heeft geen inkomen en diverse schulden. De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft besloten om de eis van de officier van justitie te matigen en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden.