ECLI:NL:RBROT:2021:6969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
10/051227-02
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en wijziging voorwaarden voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2021 uitspraak gedaan over de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die sinds 2005 onder deze maatregel valt na een veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling verlengd met één jaar en de voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging gewijzigd. De ter beschikking gestelde heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals werk en een verslavingsbehandeling, maar er zijn ook risico's op terugval. De rechtbank heeft de adviezen van de reclassering en psychiater in overweging genomen, die de verlenging van de terbeschikkingstelling adviseerden, maar met de nadruk op het bieden van ondersteuning zonder sancties. De rechtbank heeft besloten om de voorwaarden te versoepelen, zodat de ter beschikking gestelde beter in staat is om hulp te zoeken zonder angst voor juridische gevolgen. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de ter beschikking gestelde zelf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/051227-02
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[naam ter beschikking gestelde](de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
verblijvende in RIBW ‘ [naam locatie] ’, [adres] , [postcode] [plaats] (de instelling),
raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te Den Haag.

1..Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 maart 2005 is de terbeschikkingstelling van
[naam ter beschikking gestelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging)
bevolen. De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van poging tot doodslag. De termijn
van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 22 maart 2005.
Bij beslissing van deze rechtbank van 5 juni 2020 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar.
Bij beslissing van 10 juli 2020 heeft deze rechtbank de dwangverpleging
voorwaardelijk beëindigd.
Bij beslissing van deze rechtbank van 2 november 2020 zijn de voorwaarden behorende bij de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging gewijzigd.

2..Procesverloop

De rechtbank heeft op 31 maart 2021 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Bij die vordering zijn de daarbij vereiste stukken gevoegd dan wel later toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 12 mei 2021 behandeld. De officier van justitie mr. R.J.A. Segerink, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en als deskundige de heer [naam deskundige] , werkzaam bij de GGZ IrisZorg (hierna: de reclassering), zijn gehoord.

3..Adviezen

Advies reclassering
De reclassering adviseert in het rapport, gedateerd 5 maart 2021, de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en een aantal voorwaarden (met de nummers 7 tot en met 11) op te heffen.
Sinds het uitbrengen van het voorlopige verlengingsadvies door Fivoor op 22 oktober 2020 heeft zich een aantal positieve veranderingen voorgedaan. De ter beschikking gestelde woont beschermd in [plaats] , heeft werk en een goed inkomen, is gestart met een verslavingsbehandeling en heeft budgetbeheer. In een in februari 2020 opgeleverde Pro Justitia-rapportage door psycholoog [naam psycholoog] wordt beschreven dat het de voorkeur geniet dat de bijzondere voorwaarden ten aanzien van de ter beschikking gestelde beperkt worden gehouden. Door [naam psycholoog] wordt verder geadviseerd bij de reclasseringsbegeleiding de nadruk te leggen op het versterken van de beschermende factoren en minder op het controleren van potentiële risicogebieden. De reclassering sluit met haar advies hierbij aan.
Advies psychiater
Psychiater [naam psychiater] adviseert in zijn rapport, gedateerd 6 april 2021, de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Bij de ter beschikking gestelde is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Verder is sprake van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de vorm van een ernstige gokstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Zowel de kans op herhaling van feiten als het indexdelict als de kans op toekomstig geweld in bredere zin wordt onder de huidige omstandigheden als laag beoordeeld. De persoonlijkheidsstoornis is milder geworden en van wraakzucht kan niet meer worden gesproken. In de situatie dat de ter beschikking gestelde bij het wegvallen van het tbs-kader op zichzelf zou zijn aangewezen, lopen de risico’s op naar laag-matig, zowel voor wat betreft feiten als het indexdelict (wraak na krenking), als gewelddadig gedrag in bredere zin. Dit laag/matige gevaar doet zich niet onmiddellijk voor, maar zal vermoedelijk lopen via de wat langere route van oplopende spanningen en teleurstellingen, al of niet na relationele problemen, een terugval in gokken en cannabisgebruik, financiële schulden, verlies van eigen woonruimte en vervolgens ook van zijn werk. Onder die omstandigheden kan de ter beschikking gestelde vatbaarder worden voor krenkingen en impulsief-agressieve uitingen.
Op de terechtzitting gegeven adviezen
De deskundige de heer [naam deskundige] heeft zijn advies op de terechtzitting gehandhaafd en toegelicht.
De verwachting is dat de ter beschikking gestelde vanwege zijn problematiek nog wel in de problemen gaat komen en voor de nodige uitdagingen zal komen te staan. Echter volgens de psychiater wordt het risico dat daaruit kan voortvloeien geschat op laag/matig. Het is daarom wenselijk de ter beschikking gestelde handvatten te bieden om tijdig hulp in te schakelen zonder dat daaraan direct justitiële consequenties worden verbonden. De voorwaarde die ziet op een time-out plaatsing in een kliniek is puur van belang in het geval de ter beschikking gestelde onverhoopt zonder woonplek komt te zitten. Met behoud van de voorwaarde van de behandelverplichting hoopt de reclassering de ter beschikking gestelde te kunnen ondersteunen bij zijn problematiek, zonder dat daarop bij overtreding een sanctionering dient te volgen. De reclassering hoopt dat de ter beschikking gestelde op deze manier eerder zelf hulp zal inschakelen.

4..Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar en tot wijziging van een aantal van de gestelde voorwaarden. Hierbij heeft de officier van justitie voorgesteld om de bijzondere voorwaarden met de nummers 7 en 8 op te heffen en de bijzondere voorwaarden met de nummers 9 tot en met 11 te wijzigen, inhoudende dat de ter beschikking gestelde open is over deelname aan gokspelen en alcohol-/drugsgebruik en dat de ter beschikking gestelde meewerkt aan budgettering.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsvrouw hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair is verzocht de behandeling van de vordering aan te houden voor een termijn van drie maanden, zodat de ter beschikking gestelde kan laten zien dat hij zich zonder de terbeschikkingstelling kan handhaven in de maatschappij, zelfstandig op zoek kan gaan naar een eigen woning en op vrijwillige basis hulp kan vragen. Alsdan kan de terbeschikkingstelling worden afgesloten, omdat op dat moment de dwangverpleging een jaar is beëindigd. Meer subsidiair is bepleit de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen en daarbij minimale voorwaarden te stellen aan de voorwaardelijke beëindiging.

5..Beoordeling

Op grond van de adviezen van de reclassering en de psychiater en wat verder naar voren is gekomen op de zitting is de rechtbank van oordeel dat bij de ter beschikking gestelde nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Daarnaast is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
In het rapport van de psychiater wordt beschreven dat het risico weliswaar laag wordt geschat, maar dat deze risico’s in de situatie dat de ter beschikking gestelde bij het wegvallen van het tbs-kader op zichzelf zou zijn aangewezen, kunnen oplopen naar laag/ matig. Hierbij is voornamelijk van belang dat dit laag/matige gevaar zich niet onmiddellijk voor zal doen, maar via oplopende spanningen en teleurstellingen zal kunnen opbouwen. Dit kan vervolgens leiden tot terugval. Onder die omstandigheden kan de ter beschikking gestelde vatbaarder worden voor krenkingen en impulsief-agressieve uitingen. De rechtbank wijst in dit verband ook op de incidenten die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook nu nog aan het gevaarscriterium wordt voldaan.
Door de verdediging is primair verzocht de vordering af te wijzen, zodat de terbeschikkingstelling van rechtswege zal eindigen. Subsidiair is verzocht de behandeling van de vordering aan te houden. Deze verzoeken zullen gelet op het vorengaande worden afgewezen. Daarbij kan de terbeschikkingstelling op dit moment niet worden beëindigd, omdat de dwangverpleging nog niet minimaal een jaar voorwaardelijk is beëindigd.
De verdediging heeft daarnaast bepleit dat de maatregel niet langer proportioneel is. De rechtbank zal aan dit verweer voorbij gaan. Immers is de feitelijke uitvoering van de terbeschikkingstelling door toedoen van de ter beschikking gestelde (onttrekking) twee keer onderbroken geweest, eenmaal zeer langdurig (ongeveer 6 jaar). Bovendien is sprake geweest van terugval, waardoor de dwangverpleging – na eerst voorwaardelijk te zijn beëindigd – in een eerder stadium van het traject moest worden hervat.
De ter beschikking gestelde heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet. Hij woont beschermd in [plaats] , heeft werk en een goed inkomen, is gestart met een verslavingsbehandeling en heeft budgetbeheer. Recent hebben zich – op aangeven van de ter beschikking gestelde – wel enkele veranderingen voorgedaan, die van invloed zouden kunnen zijn op de stabiliteit van zijn situatie. De rechtbank acht het daarom van belang dat de ter beschikking gestelde ook het komende jaar nog ondersteuning en begeleiding vanuit de reclassering krijgt en zal daarom de termijn van de terbeschikkingstelling verlengen met een jaar. Dat een verlenging, zoals aangevoerd, voor de ter beschikking gestelde contraproductief zou kunnen werken, is naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende reden om niet tot verlenging over te gaan.
De ter beschikking gestelde heeft op de zitting aangegeven dat hij zich wel bij de reclassering zal melden om hulp te krijgen indien er geen sancties zullen/kunnen volgen. Omdat de angst voor sancties bij hem groot is, is de ter beschikking gestelde momenteel terughoudend om met de reclassering contact te zoeken bij een (dreigende) terugval. De rechtbank wil de ter beschikking gestelde daarin tegemoet komen en hem een kans bieden om te laten zien dat hij zijn woord zal houden. De rechtbank zal de ter beschikking gestelde daarom in de gelegenheid stellen optimaal gebruik te kunnen maken van de ondersteuning en begeleiding van de reclassering door, overeenkomstig het advies van de reclassering, de aan de voorwaardelijke beëindiging verbonden voorwaarden met de nummers 7 tot en met 11 op te heffen.
Alleen de algemene voorwaarden en de voorwaarden van de time-out en de behandelverplichting zullen worden gehandhaafd. Het voorstel van de officier van justitie om een aantal van de voorwaarden wel te behouden maar te wijzigen, wordt niet overgenomen. Als de rechtbank dat wel zou doen dan zou naar verwachting alsnog de situatie ontstaan waarin de ter beschikking gestelde zich bij het zelf zoeken van reclasseringscontact, te terughoudend blijft opstellen.
De rechtbank merkt hierbij op dat de deskundige op de zitting heeft aangegeven van de time-out alleen gebruik te zullen maken wanneer de ter beschikking gestelde onverhoopt zonder woonruimte zal komen te zitten. De rechtbank gaat er van uit dat de ter beschikking gestelde onder deze omstandigheden wel gebruik zal maken van de mogelijkheden die hem worden geboden om openheid te geven, hulp te vragen en te krijgen, zonder dat daar justitiële sancties aan worden verbonden.

6..Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met
1 (één) jaar;
wijzigtde voorwaarden van de voorwaardelijk beëindigde dwangverpleging, zoals verwoord in de beslissing van deze rechtbank van 2 november 2020, en stelt vast dat de voorwaarden thans als volgt komen te luiden:
1. de ter beschikking gestelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan het plegen van een strafbaar feit;
3. de ter beschikking gestelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen mede kan inhouden een meldplicht, het meewerken aan huisbezoeken, het geven van inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners en het verstrekken van informatie in het belang van het toezicht;
4. de ter beschikking gestelde zal zijn medewerking verlenen aan een time-out voor de duur van maximaal zeven weken en maximaal twee keer per jaar in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt;
5. de ter beschikking gestelde begeeft zich niet buiten de Nederlandse grenzen;
6. de ter beschikking gestelde werkt mee aan ambulante behandeling bij Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, zolang de reclassering dit nodig vindt.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.