ECLI:NL:RBROT:2021:6939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
8811912 \ CV EXPL 20-35840
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ondeugdelijkheid van spuitwerkzaamheden in het kader van een overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [bedrijf A] en [persoon B], h.o.d.n. [bedrijf B]. [bedrijf A] had [bedrijf B] opdracht gegeven voor spuitwerkzaamheden aan een auto, maar na oplevering bleek er sprake van onacceptabele kleurverschillen in het spuitwerk. [bedrijf A] heeft [bedrijf B] in gebreke gesteld en vorderde schadevergoeding voor de herstelkosten, die door een expert waren begroot op € 2.949,90, plus expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. [bedrijf B] voerde verweer en stelde dat de ondeugdelijkheid van het spuitwerk het gevolg was van door [bedrijf A] verstrekte uitvoeringsvoorschriften. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf B] niet voldoende had onderbouwd dat de ondeugdelijkheid aan de instructies van [bedrijf A] te wijten was. De vordering van [bedrijf A] werd toegewezen, inclusief de gevorderde kosten en wettelijke rente. [bedrijf B] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8811912 \ CV EXPL 20-35840
uitspraak: 12 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf A],
gevestigd te: [vestigingsplaats A] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 1 oktober 2020,
gemachtigde: mr. J.W. Koehoorn te Nijmegen,
tegen
[persoon B],
h.o.d.n. [bedrijf B] ,
wonende en zaakdoende te: [plaats B] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [bedrijf A] ’ respectievelijk ‘ [bedrijf B] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van het namens [bedrijf B] tijdens de rolzitting van 15 oktober 2020 gegeven mondelinge antwoord;
  • de aanvullende conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 18 november 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald die op 1 februari 2021 is gehouden.
2.1
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[bedrijf A] beheert voor een aantal van haar klanten het wagenpark. Dit houdt mede in dat deze klanten hun voertuig bij [bedrijf A] bestellen en bij schade laten herstellen. Omdat [bedrijf A] niet over de middelen beschikt om al deze taken zelf uit te voeren, besteedt zij delen van het werk uit aan derden.
2.2
Eind 2019 heeft [bedrijf A] [bedrijf B] opdracht gegeven om spuitwerkzaamheden te verrichten aan een bij haar afgeleverde auto. Door een aanrijding waren de voorbumper, motorkap, linker voorscherm, linkervoorportier en linkerbuitenspiegel van deze auto beschadigd geraakt.
2.3
[bedrijf A] heeft de auto, zonder voorbumper en sleepoogkap bij [bedrijf B] afgeleverd. [bedrijf B] heeft vervolgens spuitwerkzaamheden verricht.
2.4
Nadat de auto was opgehaald heeft [bedrijf A] de voorbumper gebracht. [bedrijf B] heeft daarop ook de voorbumper gespoten.
2.5
[bedrijf A] heeft de kosten voor de spuitwerkzaamheden betaald.
2.6
Bij e-mail van 6 januari 2020 heeft [bedrijf A] over de spuitwerkzaamheden geklaagd. Volgens haar is een onjuiste kleurcode gebruikt en zijn er kleurverschillen in het spuitwerk aanwezig. [bedrijf A] heeft [bedrijf B] de mogelijkheid gegeven om tot herstel over te gaan.
2.7
[bedrijf B] heeft vervolgens de sleepoogkap gespoten.
2.8
[bedrijf A] heeft Expertisebureau Dekra opdracht gegeven de door [bedrijf B] uitgevoerde werkzaamheden te controleren. De conclusie van Dekra luidt als volgt:
“Onderzoek / Expertise:
Lakwerk
Tijdens onze expertise constateerden wij dat de eerder aangegeven carrosseriedelen inderdaad zijn gespoten met een buiten de tolerantie zijde tint-verschil.
Conclusie;
Het gehele spuitwerk zal opnieuw gespoten moeten worden waarbij er tevens uitspuit delen bijkomen om de overgangen goed te kunnen nevelen. Hiervoor zijn de kosten in ons aangeboden normcalculatie toegevoegd. Deze normcalculatie is door een andere spuiter (onafhankelijke) spuiterij opgenomen dan de spuiterij die het voertuig eerder niet correct heeft gespoten.”
Dekra heeft de herstelkosten begroot op € 2.949,90 (excl. btw).
2.9
[bedrijf B] heeft Bol Expertise opdracht gegeven een expertiserapport op te stellen. De bevindingen en conclusie van dit rapport luiden als volgt:

2. Bevindingen
Het onderhavige voertuig is voorzien van een Mica Paarlemoer 9 laags laksysteem in de kleur wit.
Bij het aanbrengen van dit ingewikkelde en bewerkelijke laksysteem is het van belang dat alle te spuiten delen aan het voertuig in een spuitgang meegenomen worden (dus ook aanbouwdelen zoals deurklinken, spiegels, bumpers enz.) om zo verschillen in laagdikte dus kleurverschillen zoveel mogelijk te voorkomen.
Vanwege verschillende materialen van de onderdelen (metalen, kunststoffen) zijn kleurverschillen reeds vanaf de autofabriek aanwezig. Enig kleurverschil kan daarom nooit uitgesloten worden.
3. Conclusie

3..De vordering

3.1
[bedrijf A] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [bedrijf B] te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van in totaal € 3.444,89 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.018,08 vanaf 19 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
[bedrijf A] legt aan de vordering - kort samengevat - ten grondslag dat [bedrijf B] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Bij het ophalen van de auto bleek bij het spuitwerk een verkeerde kleurtint te zijn gebruikt. Het rapport van deskundige Dekra bevestigt dat [bedrijf B] de spuitwerkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Hoewel [bedrijf B] daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft zij de geconstateerde gebreken niet willen herstellen. [bedrijf B] is daarmee in verzuim komen te verkeren en dient de door Dekra begrote herstelkosten van € 2.949,90 te vergoeden. De expertisekosten van € 68,18 komen eveneens voor rekening van [bedrijf B] . [bedrijf A] maakt verder aanspraak op de wettelijke rente vanaf 19 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening en op een bedrag van € 462,81 aan buitengerechtelijk incassokosten.

4..Het verweer

4.1
[bedrijf B] heeft verweer gevoerd en tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijf A] geconcludeerd. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd.
4.1.1
Het voertuig is bij aanvang van de opdracht zonder sleepoogkap, deurhendel en voorbumper afgeleverd. [bedrijf A] wilde zo snel mogelijk beginnen met demontage van de auto en heeft opdracht gegeven om alvast te starten met de spuitwerkzaamheden. De overige onderdelen zouden later worden aangeleverd en gespoten. Het rechtervoorspatbord hoefde wegens kostenoverwegingen niet gespoten te worden.
4.1.2
[bedrijf B] heeft [bedrijf A] gewaarschuwd dat alle onderdelen gelijktijdig gespoten moeten worden en dat wanneer de voorkop (linksvoorspatbord, motorkap en voorbumper) gespoten moet worden ook het rechtsvoorspatbord meegespoten moet worden. Dit om kleurverschillen te voorkomen. [bedrijf A] wilde echter bezuinigen op de kosten en heeft er willens en wetens voor gekozen het rechterspatbord niet te laten spuiten en de voorbumper en sleepoogkap achteraf en dus afzonderlijk van de rest van de auto te laten spuiten.
4.1.3
Na het verrichten van de eerste spuitwerkzaamheden heeft [bedrijf A] de auto opgehaald. Hij heeft toen geen opmerkingen gemaakt over eventuele gebreken of kleurafwijkingen. Daarna is de voorbumper bij [bedrijf B] afgeleverd en afzonderlijk gespoten. Ook bij de aflevering van de voorbumper is niet geklaagd over de kleur.
4.1.4
De beschadigde onderdelen van de auto zijn in opdracht van [bedrijf A] afzonderlijk van elkaar gespoten. [bedrijf B] heeft gewaarschuwd voor de gevolgen daarvan. Het tint-verschil kan daarom niet aan [bedrijf B] worden toegerekend. Dit wordt onderschreven door het expertiserapport van Bol expertise. Het expertiserapport van Dekra houdt geen rekening met deze omstandigheden en heeft daarom geen waarde.
4.1.5
[bedrijf B] betwist dat een foutieve kleurcode is gebruikt. De auto’s worden gespoten in de kleurcode die de fabrikant op het framenummer heeft vermeld. De mengapparatuur calculeert het recept voor de lak. De apparatuur is live verbonden met de leverancier van de lakken en is volledig up to date.

5..De beoordeling

5.1
Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan [bedrijf B] gehouden was om tegen betaling door [bedrijf A] spuitwerkzaamheden aan de door [bedrijf A] aangeleverde auto te verrichten.
5.2
Een dergelijke overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk. Op een dergelijke overeenkomst zijn de bepalingen zoals neergelegd in Titel 12 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) van toepassing.
5.3
In artikel 7:759 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid moet geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Indien de aannemer hieraan niet voldoet, zal de opdrachtgever de gebreken voor eigen rekening kunnen laten wegnemen en de kosten daarvan als schade op de aannemer kunnen verhalen (TM, kamerstukken II 1992/93, 23095, 3 p.30)
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat het resultaat van het spuitwerk niet goed is. Vast staat immers dat het spuitwerk onacceptabele kleurverschillen bevat en daarmee niet aan de kwaliteitseisen voldoet die daaraan gesteld mogen worden.
[bedrijf A] heeft voorts onbetwist gesteld dat zij [bedrijf B] bij brief van 6 januari 2020 in de gelegenheid heeft gesteld het spuitwerk te herstellen, maar dat [bedrijf B] hier geen uitvoering aan heeft gegeven. Dit betekent dat aan alle vereisten om ex artikel 7:759 BW aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding is voldaan. [bedrijf B] is in beginsel dan ook gehouden om de kosten die met het herstel van het spuitwerk gemoeid zijn aan [bedrijf A] te vergoeden.
5.5
[bedrijf B] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de ondeugdelijkheid van het spuitwerk niet aan haar kan worden toegerekend, maar het gevolg is van de, ondanks zijn waarschuwingen, door [bedrijf A] gegeven opdracht om de auto los van de delen alvast te spuiten en om af te zien van het spuiten het rechtervoorspatbord.
5.6
De kantonrechter begrijpt dat [bedrijf B] hiermee een beroep heeft willen doen op artikel 7:670 lid 3 jo lid 2 BW. Dit artikel bepaalt -kort gezegd- dat indien de ondeugdelijke uitvoering van het werk te wijten is aan door de opdrachtgever verstrekte uitvoeringsvoorschriften, de gevolgen voor zijn rekening komen, voor zover de aannemer niet zijn waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten.
5.7
[bedrijf A] betwist dat hij opdracht heeft gegeven om de auto zonder delen alvast te spuiten. Hij stelt dat hij juist heeft gevraagd om te wachten met spuiten totdat de overige delen er waren, juist omdat het gewenst is dat alles in één keer wordt gespoten.
5.8
Het had op de weg van [bedrijf B] gelegen om haar verweer dat [bedrijf A] de instructie heeft gegeven om de delen afzonderlijk van elkaar te spuiten, tegenover de gemotiveerde betwisting van [bedrijf A] nader te onderbouwen. [bedrijf B] heeft in dat verband foto’s van het spuitproces en het rapport van Bol Expertise in het geding gebracht. Het rapport van Bol Expertise is volledig gebaseerd op de inbreng van [bedrijf B] en vormt dan ook geen nadere onderbouwing van haar stelling dat [bedrijf A] verkeerde instructies heeft gegeven. De foto’s van het spuitproces vormen dit evenmin. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [bedrijf B] haar verweer tegenover de gemotiveerde betwisting door [bedrijf A] onvoldoende heeft onderbouwd. In rechte staat dan ook niet vast staat dat de ondeugdelijkheid van het werk het gevolg is van door [bedrijf A] verstrekte uitvoeringsvoorschriften. Dit leidt tot de slotsom dat [bedrijf B] gehouden is de door [bedrijf A] geleden schade te vergoeden.
5.9
[bedrijf B] heeft de hoogte van de door [bedrijf A] gevorderde herstelkosten van
€ 2.949,90 niet betwist, zodat in rechte van de juistheid van dit bedrag wordt uitgegaan. Dit bedrag wordt toegewezen.
5.1
De gevorderde expertisekosten van € 68,18 zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW eveneens worden toegewezen nu [bedrijf B] de verschuldigdheid daarvan niet heeft betwist en de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en ook redelijk zijn naar omvang.
5.11
Als niet weersproken staat vast dat [bedrijf A] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. De buitengerechtelijke incassokosten zijn in redelijkheid gemaakt en gelet op de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemde tarieven ook redelijk in omvang. Het gevorderde bedrag van € 426,81 wordt daarom toegewezen.
5.12
De gevorderde wettelijke rente wordt als niet weersproken toegewezen.
5.13
[bedrijf B] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [bedrijf A] vastgesteld op € 588,70 aan verschotten en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van € 218,00 per punt). De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [bedrijf B] om aan [bedrijf A] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 3.444,89 (waarvan € 2.949,90 ziet op de hoofdsom, € 68,18 op de expertisekosten en € 426,81 op de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.018,08 vanaf 19 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [bedrijf B] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [bedrijf A] vastgesteld op: € 588,70 aan verschotten en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde; en indien [bedrijf B] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 109,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426