ECLI:NL:RBROT:2021:6919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
10/095527-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van 9 kilogram harddrugs met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 13 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij op of omstreeks 6 april 2021 te Rotterdam opzettelijk ongeveer 5.236 gram heroïne voorhanden heeft gehad. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 32 maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. De rechtbank heeft de doorzoeking van de woning van de verdachte op 6 april 2021 als rechtmatig beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat deze onrechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en de impact van de coronapandemie op zijn gezin. De rechtbank heeft de straf gematigd, rekening houdend met de kwetsbare gezondheid van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/095527-21
Datum uitspraak: 13 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel ‘en/of ongeveer 123,1 gram en/of 5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne’;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De melding van het Team Criminele Inlichtingen dateert van 11 maart 2021. De machtiging tot binnentreden van de woning van de verdachte is echter al eerder afgegeven, te weten op 6 maart 2021. De doorzoeking in de woning van de verdachte op 6 april 2021 was onrechtmatig, omdat in de woning van de verdachte is binnengetreden zonder redelijk vermoeden van schuld. Daarom dienen de resultaten van de doorzoeking van het bewijs te worden uitgesloten. Bij gebrek aan verder bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank beschouwt de datum die op de machtiging tot het binnentreden in de woning van de verdachte staat vermeld als een kennelijke verschrijving. Op grond van de chronologie van overige feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken, zoals de TCI-melding van 11 maart en de daarop volgende observaties op onder meer 31 maart en 2 april 2021, is het evident dat ‘6 maart 2021’ moet worden gelezen als ‘6 april 2021’. Op laatstgenoemde datum is ook daadwerkelijk binnengetreden in de woning van de verdachte. Daarbij komt dat een machtiging tot binnentreden doorgaans op de dag van binnentreden wordt afgegeven. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt daarom verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De resultaten van de doorzoeking mogen voor het bewijs worden gebezigd. Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en – naast het reeds verworpen onrechtmatigheidsverweer – nadien geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 april 2021 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 5.236 gram en/of 224,4 gram en/of 361,7 gram en/of 3.198 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ruim 9 kilogram heroïne voorhanden gehad. Het gebruik van verdovende middelen heeft een verslavende werking en kan leiden tot ernstige schade voor de gezondheid. Ook bevordert het gebruik van deze middelen georganiseerde, de samenleving ondermijnende, criminaliteit. De verdachte is door zijn handelen mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder door het Landgericht Düsseldorf (Bondsrepubliek Duitsland) is veroordeeld tot een substantiële gevangenisstraf voor een soortgelijk strafbaar feit, welke door het Gerechtshof te Arnhem is overgenomen. De veroordeling dateert echter van bijna dertien jaar geleden, zodat de rechtbank het strafblad van de verdachte niet in zijn nadeel zal meewegen bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 25 juni 2021 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Uit dit rapport volgt onder meer dat sprake is van enige maatschappelijke problemen. De verdachte en zijn gezin lijken al langer financiële problemen te ondervinden. De coronapandemie heeft een negatieve invloed
gehad op het gezinsinkomen. De verdachte had ten tijde van het tenlastegelegde geen werk of inkomen. Momenteel hebben de verdachte en zijn gezin geen huisvesting meer als gevolg van de verdenking. De verdachte ervaart lijdensdruk in detentie, die wordt vergroot door de consequenties van het delictgedrag op zijn gezin. Dit wordt als mogelijk beschermende factor beschouwd. Er zijn geen signalen die duiden op middelenproblematiek of psychische- dan wel gedragsproblemen. De verdachte ontkent een crimineel sociaal netwerk te hebben, echter de inschatting is dat er wel in enige mate sprake is van een ‘criminele omgeving’. Daarnaast lijkt een financieel motief de meest delictgerelateerde factor te zijn.
Positief is dat de verdachte zegt betaald werk te kunnen realiseren voor wanneer hij vrijkomt. Er is op dit moment geen noodzaak voor het inzetten van interventies waarvoor een reclasseringstoezicht of begeleidingstraject geïndiceerd is. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Hiertoe ziet de rechtbank echter geen aanleiding. Wel zal de rechtbank de duur van de op te leggen gevangenisstraf enigszins matigen, gelet op de kwetsbare gezondheid van de verdachte, zoals door de verdediging is aangevoerd en onderbouwd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 5.236 gram en/of 224,4 gram en/of 361,7 gram en/of 3.198 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of ongeveer 123,1 gram en/of 5 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
een versnijdingsmiddel, te weten 48,9 gram Etomidate, voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).