ECLI:NL:RBROT:2021:6916
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vervolging wegens schending vertrouwensbeginsel
Op 28 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon, vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger en raadsman mr. M.L. van Gessel. De rechtbank heeft zich gebogen over de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte. De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het vertrouwensbeginsel is geschonden. Dit is gebaseerd op een e-mail van de officier van justitie van 30 oktober 2020, waarin werd aangegeven dat bij een vaststellingsovereenkomst met een andere verdachte, de zaak tegen de verdachte rechtspersoon beleidsmatig zou worden seponeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gerechtvaardigd mocht vertrouwen op deze toezegging, waardoor de vervolging in strijd is met het vertrouwensbeginsel.
De officier van justitie heeft zich achter het standpunt van de verdediging geschaard en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft in haar beoordeling de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte rechtspersoon. De rechtbank heeft dit vonnis uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2021, waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de verdachte rechtspersoon.