ECLI:NL:RBROT:2021:691

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
10/248541-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met een slapende vrouw in de nachttrein

Op 29 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een slapende vrouw in een nachttrein. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het plegen van deze handelingen op 3 oktober 2020 te Schiedam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit, waarbij hij de vrouw, die in een toestand van lichamelijke onmacht verkeerde, seksueel heeft benaderd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van het slachtoffer en de bekentenis van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet rekenschap had gegeven van de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer, wat leidde tot een aanzienlijke impact op haar leven.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De proeftijd werd vastgesteld op twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerdere veroordeling voor een zedendelict. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te begeleiden om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de handelingen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 1.050,-, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van haar vordering. De rechtbank benadrukte de noodzaak van de schadevergoedingsmaatregel, gezien de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/248541-20
Datum uitspraak: 29 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. N. Schuerman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsmotivering
Het tenlastegelegde blijkt uit de aangifte en is door de verdachte bekend.
Uit de verklaring van de aangeefster concludeert de rechtbank dat zij vast lag te slapen op het moment dat de verdachte haar seksueel bejegende. Volgens de wetsgeschiedenis van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht [1] valt een toestand van vaste slaap onder het begrip ‘lichamelijke onmacht’.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 oktober 2020 te Schiedam
met [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] verkeerde in een staat
van lichamelijke onmacht,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het likken van (de omgeving van) de - bedekte - vagina van die
[naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van lichamelijke onmacht verkeert ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte is in een nachttrein van Amsterdam naar Rotterdam op zijn knieën voor een slapende vrouw gaan zitten en heeft haar ter hoogte van haar vagina over haar panty gelikt, waardoor de vrouw wakker is geworden. De verdachte heeft zich hierbij blijkbaar laten leiden door zijn lustgevoelens, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Het moet voor het slachtoffer uiterst beangstigend zijn geweest om midden in de nacht in een verlaten, rijdende trein door een onbekende man seksueel te worden bejegend. Uit de door haar overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat de impact van verdachtes handelen groot is. Het slachtoffer durft sinds het voorval niet meer alleen naar buiten in het donker en vermijdt het openbaar vervoer zo veel mogelijk. Zij heeft zich onder behandeling gesteld van een psychiater.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in 2011 eveneens is veroordeeld voor een zedendelict.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
In 2011 is de verdachte ook veroordeeld voor een zedendelict. Ook toen was hij
onder invloed van alcohol. De herhaling hiervan is zorgelijk te noemen. Betrokkene leeft in Nederland in een sociaal isolement. Hij is achterdochtig en legt niet graag nieuwe contacten. Hij heeft het gevoel dat iedereen tegen hem is. Doordat hij zijn gevoelens niet kan uiten, gaat hij alcohol drinken met delictgedrag als gevolg. Na een reclasseringstoezicht dat in 2011 opgelegd is, bleef het lange tijd stil. De reclassering acht het noodzakelijk dit traject wederom in te zetten om de kans op herhaling terug te dringen. Ook is uitgebreider onderzoek naar zijn psychische gezondheid nodig.
Het risico op herhaling wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en reclasseringstoezicht.
Gezien de ernst van het feit is het opleggen van een gevangenisstraf geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Conform de eis van de officier van justitie zal de gevangenisstraf op acht maanden worden gesteld.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht - mede gelet op de eerdere veroordeling in 2011- zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel, te weten drie maanden, dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen zowel de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, als het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 200,- aan materiële schade (waarvan € 50,- voor kleding en € 150,-. aan medische kosten voor het consulteren van een psycholoog), een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade en een bedrag van € 150,- aan proceskosten, bestaande uit reiskosten en onbetaald verlof.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De materiële kosten komen voor toewijzing in aanmerking. De immateriële kosten kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- of daaromtrent. Voor deze bedragen dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd. Voor het overige deel van de immateriële vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De proceskosten zijn onvoldoende onderbouwd en dienen te worden afgewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De door de benadeelde partij opgevoerde kosten voor een psycholoog zijn onderbouwd met bonnen in de Turkse taal en daarom niet leesbaar. Het is bovendien niet duidelijk of deze kosten (deels) door de zorgverzekering zijn vergoed en of deze kosten nog (deels) zijn betaald voor eigen risico van het slachtoffer. Het bedrag dat is gevorderd voor kleding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 20,- als vergoeding van de inbeslaggenomen panty. Voor het overige is de materiële vordering onvoldoende onderbouwd en dient deze te worden afgewezen.
Het gevorderde bedrag aan reiskosten en gederfde inkomsten is niet onderbouwd en dient te worden afgewezen.
De gevorderde immateriële schade is in vergelijking met soortgelijke jurisprudentie te hoog en dient te worden gematigd tot een bedrag tussen de € 800,- en € 1.000,-. De verdachte is bereid om genoemde schade aan te slachtoffer te vergoeden. Verzocht wordt om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de benadeelde partij en de gevorderde schadevergoeding voor haar kleding onvoldoende is betwist, zal de vordering van € 50,- worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de medische kosten is door de verdediging betwist. Hiervoor geldt dat dit deel weliswaar is onderbouwd met stukken, maar deze zijn in de Turkse taal opgesteld. Op basis van de overgelegde stukken kan ook niet worden vastgesteld in hoeverre deze kosten zijn vergoed door de zorgverzekering of voor eigen risico van de benadeelde partij komen, zoals door de verdediging aangevoerd. Vertaling van de overgelegde stukken en het overleggen van stukken van de zorgverzekering leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot vandaag begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.050,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich op afspraak melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een forensische psychiatrische polikliniek, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, met bepaling dat het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.050,- (zegge: duizendvijftig euro), bestaande uit € 50 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.050,-(hoofdsom,
zegge: duizendvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.050,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2020 te Schiedam en/of Rotterdam, althans in
Nederland,
met [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] verkeerde in een staat
van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht,
één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het likken van (de omgeving van) de – bedekte - vagina van die
[naam slachtoffer] .

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2000/01, 27745, nr. 3