ECLI:NL:RBROT:2021:6895

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
620469
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind wegens ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juni 2021 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 juni 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van ernstige zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder, die een ontwikkelingsbedreiging voor het ongeboren kind met zich meebrengt. De ouders hebben niet meegewerkt aan hulpverlening en zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ongeboren kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, mede op basis van zorgen die zijn geuit door het Maasstad Ziekenhuis over de psychische gesteldheid van de moeder. De ouders lijken de zorgen niet serieus te nemen en weigeren medewerking aan hulpverlening. De kinderrechter oordeelt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

Daarom heeft de kinderrechter besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland, met ingang van 22 juni 2021 tot 22 september 2021. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/620469 / JE RK 21-1662
datum uitspraak: 22 juni 2021
beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam ongeboren kind],

hierna te noemen: het ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 juni 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 22 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen is:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam].
De ouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West is (met bericht van verhindering) evenmin ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over het ongeboren kind zal na de geboorte in beginsel worden uitgeoefend door de moeder en de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Gezien de zorgen omtrent de psychische gesteldheid van de moeder en de naderende bevallingsdatum, is het noodzakelijk dat er zo snel mogelijk zicht komt op de opvoedsituatie en de invloed van geestelijke gesteldheid van de moeder daarop. De ouders blijven hun medewerking weigeren aan elke vorm van hulpverlening. Het is belangrijk dat er binnenkort hulpverlening ingezet wordt in het gezin, gericht op de verzorging en de opvoeding van het ongeboren kind.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:2 BW van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls als zijn belang dit vordert. Naar het oordeel van de kinderrechter is daarvan in deze zaak sprake.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het ongeboren kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het Maasstad Ziekenhuis heeft ernstige zorgen geuit over de psychische gesteldheid van de moeder. Wat dit precies betekent voor de veiligheid van het ongeboren kind kan op dit moment onvoldoende ingeschat worden, omdat de ouders niet willen meewerken aan hulpverlening. Zij lijken de zorgen niet serieus te nemen.
De zorgen zijn van dien aard dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld zoals neergelegd in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor het ongeboren kind weg te nemen. De kinderrechter zal het ongeboren kind daarom voorlopig onder toezicht stellen voor de duur van drie maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt het ongeboren kind voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland met ingang van 22 juni 2021 tot 22 september 2021.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier. Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 7 juli 2021.