Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
[naam ongeboren kind],
[naam moeder],
[naam vader],
Het procesverloop
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 juni 2021 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 juni 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van ernstige zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder, die een ontwikkelingsbedreiging voor het ongeboren kind met zich meebrengt. De ouders hebben niet meegewerkt aan hulpverlening en zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ongeboren kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, mede op basis van zorgen die zijn geuit door het Maasstad Ziekenhuis over de psychische gesteldheid van de moeder. De ouders lijken de zorgen niet serieus te nemen en weigeren medewerking aan hulpverlening. De kinderrechter oordeelt dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals neergelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Daarom heeft de kinderrechter besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland, met ingang van 22 juni 2021 tot 22 september 2021. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.