ECLI:NL:RBROT:2021:6894
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van ernstige strafbare feiten ouders
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De ouders van de kinderen waren op dat moment in voorlopige hechtenis genomen wegens verdenking van ernstige strafbare feiten, waaronder mensenhandel en aanzet tot gedwongen prostitutie. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen, maar op basis van de recente ontwikkelingen, waaronder de vrijlating van de ouders, heeft de Raad zijn verzoek tot uithuisplaatsing ingetrokken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er op dat moment geen concrete zorgen waren over de opvoeding en verzorging van de kinderen, ondanks de ernstige verdenkingen tegen de ouders.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de internationale aspecten van de zaak meegenomen, aangezien de moeder en kinderen de Italiaanse nationaliteit hebben en de vader de Colombiaanse nationaliteit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende redenen zijn om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in stand te laten, en heeft deze opgeheven. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 7 juli 2021.