Op 28 juni 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft op 14 mei 2021 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de vader, de moeder, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig. [naam kind] heeft zijn mening niet ter zitting kenbaar gemaakt, maar heeft wel een brief naar de rechtbank gestuurd.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met name door zijn autisme en depressie. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar [naam kind] woont bij de moeder. De Raad heeft aangegeven dat de huidige hulpverlening niet toereikend is en dat er gezocht wordt naar passende dagbesteding voor [naam kind]. De GI heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, maar heeft ook zorgen geuit over de thuissituatie en de noodzaak van ondersteuning voor de moeder.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er voldaan is aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 28 juni 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.