ECLI:NL:RBROT:2021:6885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
9127425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter in geschil over onbetaalde facturen en geldlening tussen franchisegever en vennootschap onder firma

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft BackWerk NL B.V. een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma [bedrijf A] en haar vennoten. BackWerk stelt dat zij op basis van franchise-, onderhuur- en koopovereenkomsten goederen en diensten heeft geleverd aan [bedrijf A], die een bedrag van € 796.133,38 aan facturen niet heeft betaald. Daarnaast vordert BackWerk de terugbetaling van een geldlening van € 160.000,00 en een verklaring voor recht over de geldleningsovereenkomst.

In het incident heeft [bedrijf A] primair aangevoerd dat BackWerk niet-ontvankelijk is omdat eerst mediation geprobeerd moet worden. Subsidiair stelt [bedrijf A] dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van BackWerk en vraagt meer subsidiair om verwijzing naar een meervoudige kamer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel mediation een optie is, BackWerk geen bereidheid heeft getoond om deze weg te bewandelen, waardoor de zaak aan de rechter kan worden voorgelegd.

Wat betreft de bevoegdheid heeft de kantonrechter vastgesteld dat een deel van de vordering van BackWerk betrekking heeft op huurbetalingen, wat een aardvordering is. Op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter bevoegd om kennis te nemen van alle vorderingen van BackWerk, aangezien er sprake is van samenhang tussen de vorderingen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [bedrijf A] in het incident afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol, zodat [bedrijf A] de gelegenheid krijgt om een conclusie van antwoord in te dienen. De uitspraak is gedaan op 23 juli 2021 door mr. drs. E. van Schouten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9127425 CV EXPL 21-12094
uitspraak: 23 juli 2021
vonnis in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BackWerk NL B.V.,
gevestigd te Venlo,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. J.H. Kolenbrander te Leiden,
tegen

1..de vennootschap onder firma [bedrijf A] ,

gevestigd te [plaats A] ,
en haar vennoten:
2.
[persoon A1],
wonende te [woonplaats A1] ,
3.
[persoon A2],
wonende te [woonplaats A2] ,
gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident,
gemachtigde: mr. C.M. Kan te Haarlem.
Partijen worden hierna ‘BackWerk’ en ‘ [bedrijf A] ’ (gedaagden gezamenlijk, in enkelvoud) genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 24 maart 2021;
  • de conclusie van eis in het bevoegdheidsincident van [bedrijf A] van 18 mei 2021;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van BackWerk van 15 juni 2021.

2..Het geschil (in het incident)

2.1
BackWerk stelt op grond van franchise-, onderhuur- en koopovereenkomsten diverse goederen en diensten geleverd te hebben aan [bedrijf A] . [bedrijf A] heeft deze facturen tot een bedrag van € 796.133,38 niet betaald., aldus BackWerk. BackWerk vordert in de hoofdzaak veroordeling van [bedrijf A] tot betaling van deze facturen en tot terugbetaling van een geldlening van € 160.000,00, naast verschillende kosten en een verklaring voor recht over de geldleenovereenkomst.
2.2
[bedrijf A] stelt in het incident primair dat BackWerk niet-ontvankelijk is omdat eerst mediation geprobeerd moet worden, en subsidiair dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van BackWerk. [bedrijf A] vraagt meer subsidiair om verwijzing van de zaak naar een meervoudige kamer.
2.3
BackWerk voert verweer in het incident.

3..De beoordeling

in het incident
primair: mediation
3.1
Het uitgangspunt is, [bedrijf A] schrijft het ook onder nummer 6 van haar conclusie van eis in het incident, dat een overeengekomen mediationclausule er niet aan in de weg staat dat van mediation afgezien kan worden als er geen bereidheid is bij een van partijen om mediation te proberen. Als al van dit uitgangspunt afgeweken kan worden, ziet de kantonrechter er in deze zaak geen aanleiding toe dit te doen. BackWerk wenst geen mediation en het staat haar vrij de kwestie aan de rechter voor te leggen.
subsidiair: bevoegdheid
3.2
Een deel van de vordering van BackWerk ziet op de betaling van huur en is daarom een aardvordering als bedoeld in artikel 93 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van aardvorderingen. Als het om meerdere vorderingen gaat, zoals in deze zaak, en één van die vorderingen is een aardvordering, zoals dus in deze zaak, is de kantonrechter op grond van artikel 94 lid 2 Rv bevoegd kennis te nemen van álle vorderingen, als de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. De kantonrechter acht zich in deze zaak op grond van het genoemde artikel bevoegd om kennis te nemen van alle vorderingen van BackWerk.
meer subsidiair: verwijzing naar meervoudige kamer
3.3
Als de kantonrechter van oordeel is dat de zaak ongeschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter, kan hij de zaak verwijzen naar een meervoudige kamer voor andere dan kantonzaken (artikel 98 Rv). De kantonrechter komt in deze zaak echter niet tot dat oordeel. Het gaat om een groot bedrag dat BackWerk vordert, maar dat maakt een zaak niet per definitie complex. Het standpunt van BackWerk zoals dat in de dagvaarding staat is duidelijk. Voor verwijzing van de zaak bestaat (op dit moment) geen aanleiding.
kosten van de procedure
3.4
De vorderingen in het incident zijn niet toewijsbaar. [bedrijf A] is dus de in het ongelijk gestelde partij in het incident. Zij wordt veroordeeld in de kosten van het incident.
in de hoofdzaak
3.5
De kantonrechter verwijst de hoofdzaak naar de rol om [bedrijf A] in de gelegenheid te stellen een conclusie van antwoord te nemen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
- wijst de vorderingen van [bedrijf A] af;
- veroordeelt [bedrijf A] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de kant van Backwerk vastgesteld op € 1.245,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 24 augustus 2021waar [bedrijf A] een conclusie van antwoord kan nemen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686