ECLI:NL:RBROT:2021:687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
10/996783-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof voor onderzoek naar Ennetcomgegevens in strafrechtelijk onderzoek

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van de officieren van justitie mr. M.L.M. Kuiper en mr. M. van der Zwan. De zaak betreft een verzoek om verlof voor onderzoek naar gegevens van Ennetcom, die door de Canadese autoriteiten aan Nederland zijn overgedragen. De rechter-commissaris had eerder, op 11 december 2020, het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De rechtbank moest nu beoordelen of de beslissing van de Canadese rechter, die voorwaarden stelde aan het gebruik van de overgedragen gegevens, correct was geïnterpreteerd. De rechtbank concludeerde dat de overdracht van gegevens onder bepaalde restricties mogelijk was, met name gericht op vijf specifieke PGP-emailadressen. De rechtbank oordeelde dat het bewijsmateriaal onder deze voorwaarden kon worden overgedragen en verklaarde het hoger beroep gegrond. De beslissing van de rechter-commissaris werd vernietigd en de vordering van de officier van justitie werd gedeeltelijk toegewezen, met de mogelijkheid om de inhoud van de berichten van de genoemde PGP-adressen te onderzoeken. De rechtbank benadrukte dat voor andere PGP-adressen opnieuw een vordering voor machtiging moest worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/996783-19
Raadkamernummer: 21/8
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het hoger beroep van de officieren van justitie mr. M.L.M. Kuiper en mr. M. van der Zwan tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 11 december 2020 in het strafrechtelijk onderzoek tegen:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] .

Procedure

De officier van justitie heeft op grond van de artikelen 181-185 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op 1 december 2020 gevorderd dat de rechter-commissaris zal bepalen dat:
1. het onderzoek Giotto dringend vordert dat onderzoek wordt verricht aan en in de
gegevens die zich op de servers van Ennetcom bevonden, zoals die door de Canadese
autoriteiten aan de Nederlandse zijn overgedragen, en
2. dit onderzoek op grond van artikel 177 Sv door tussenkomst van de officier van justitie
wordt opgedragen aan het onderzoeksteam in de zaak Giotto, conform bijgevoegd plan
van aanpak;
3. voor zover relevante gegevens worden aangetroffen, deze bevindingen aan de
processtukken in het onderzoek Giotto worden toegevoegd.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 11 december 2020 het verzochte in zijn geheel afgewezen.
De officier van justitie heeft op 21 december 2020 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Beoordeling

Kern van deze zaak is de uitleg die door de rechtbank moet worden gegeven aan de beslissing van de Canadese rechter I. Nordheimer, lid van de Superior Court of Justice van de Regio Canada van 13 september 2016 (hierna: het Bevel) en het Bevel voor verzending van bewijsmiddelen naar het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Bevel voor verzending) van 19 september 2016, waarvan (beëdigde) vertalingen in de Nederlandse taal bij de dossierstukken zijn gevoegd.
De rechter heeft in het Bevel onder meer bepaald dat er voorwaarden zijn verbonden aan het verder beschikbaar stellen ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek in Nederland van het overgedragen bewijsmateriaal.
De zorgen die de Canadese rechter onder de punten 16 en verder uitspreekt komen er, kort gezegd en voor zover hier van belang, op neer dat geen ongecontroleerde ‘fishing expeditions’ door Nederlandse autoriteiten mogen plaatsvinden. Overdracht van het gehele bestand is echter toegelaten op basis van het tussen Canada en Nederland geldende rechtshulpverdrag. De Canadese rechter overweegt in rechtsoverweging 17 dat overdracht van de inbeslaggenomen/vastgelegde gegevens integraal toelaatbaar is, maar kadert in het Bevel en de toelichtende overwegingen daarbij het verdere gebruik van die gegevens nadrukkelijk in (zie rechtsoverweging 18). Vooral het slot van rechtsoverweging 21 komt daarbij betekenis toe, alsook het vervolg in de rechtsoverweging 22 en 23. Kern daarbij is dat ook toegang verleend mag worden aan andere opsporingsambtenaren (dan de opsporingsambtenaren die betrokken zijn bij het onderzoek in het kader waarvan de gegevens verstrekt zijn) van wie een gerecht in Nederland van oordeel is dat hun het recht op toegang tot de gegevens dient te worden verleend.
Verder worden in het Bevel voor verzending de onderzoeken en strafbare feiten genoemd waarvoor het bewijsmateriaal gebruikt mag worden. Het bewijsmateriaal mag slechts in enig ander onderzoek onderzocht of gebruikt worden indien hiertoe vooraf een gerechtelijke machtiging door het Koninkrijk der Nederlanden is afgegeven.
De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gelden steeds als centrale toets bij elke beslissing op een vordering tot het verlenen van een machtiging als in deze zaak gevorderd is, zeker als daarbij (een) grondrecht(en) van de betreffende verdachte aangetast zou(den) kunnen worden. Het hoeft geen betoog dat het beschikbaar komen van gegevens die mogelijk leiden tot ontsluiting van informatie op een tot dusverre ontoegankelijke digitale gegevensdrager kan leiden tot een dergelijke inbreuk. Bij de beslissing kunnen echter niet op voorhand bepaalde delicten worden uitgesloten, zolang is voldaan aan de in artikel 126ng lid 2 Sv genoemde voorwaarden.
Ook gebiedt de aard en intensiteit van de hier aan de orde zijnde concrete inbreuk dat sprake zal moeten zijn van een ernstiger verschijningsvorm van het delict waarop het desbetreffende onderzoek betrekking heeft. Exacte criteria zijn daarbij niet op voorhand te geven; toetsing zal, en dat is ook in lijn met het Bevel, in elk individueel geval moeten plaatvinden door de rechter.
In deze zaak heeft de vordering betrekking op een strafrechtelijk onderzoek naar verdenking tegen [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] , ter zake van witwassen en valsheid in geschrifte. Het onderzoek naar deze verdachte is reeds voor aanvang van onderliggende vordering aangevangen. Tijdens een doorzoeking op 3 november 2020 in de woning van de verdachte is de in de vordering genoemde IPhone met foto’s met daarop vijf PGP-emailadressen aangetroffen en in beslag genomen.
In het Bevel van de Canadese rechter staan vier concrete onderzoeken genoemd waartoe de beslissing is genomen. Het onderzoek (Giotto) naar onderhavige verdachte wordt niet genoemd. Wel wordt een uitzondering gemaakt in het Bevel van verzending ten aanzien van andere onderzoeken waarbij overdracht van het bewijsmateriaal is toegestaan bij gerechtelijke machtiging. Het onderzoek Giotto kan in beginsel worden geplaatst onder deze uitzonderingsgrond. Daarnaast is witwassen een strafbaar feit dat onder de reikwijdte van de beslissing van de Canadese rechter valt en specifiek in het Bevel van verzending genoemd wordt.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijsmateriaal om bovenstaande redenen onder de volgende restricties kan worden overgedragen. Het onderzoek mag zich slechts richten op de vijf genoemde PGP-emailadressen. Daarbij mag de inhoud van het berichtenverkeer van deze vijf PGP-emailadressen onderzocht worden. Mocht het onderzoeksteam bij dat onderzoek stuiten op andere PGP-adressen van mogelijk andere verdachten, dan dient voor nader onderzoek naar die andere PGP-adressen opnieuw een vordering voor een machtiging bij de rechter-commissaris ingediend te worden.
De vordering is, gelet op al het voorgaande, deels toewijsbaar. De beslissing van de rechter-commissaris kan daarom niet in stand blijven.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing waarvan beroep;
- wijst toe de vordering van de officier van justitie van 1 december 2020 in die zin dat machtiging verleend wordt voor onderzoek naar de inhoud van de berichten van de volgende PGP-adressen:
• [PGP-adres 1] ;
• [PGP-adres 2] ;
• [PGP-adres 3] ;
• [PGP-adres 4] ;
• [PGP-adres 5] ;
- wijst de vordering voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
mrs. J.M.L. van Mulbregt en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier
en uitgesproken op 28 januari 2020.
De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.