In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser [persoon A] herinschrijving als bestuurder van [bedrijf B] in het handelsregister. Het geschil is ontstaan tussen twee 50% aandeelhouders/bestuurders, [persoon A] en [persoon B]. De procedure begon met een dagvaarding op 17 juni 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 juli 2021. De kern van het geschil draait om de uitschrijving van [persoon A] als bestuurder door de Kamer van Koophandel, die op 3 mei 2021 heeft plaatsgevonden. [persoon A] stelt dat deze uitschrijving onrechtmatig is, aangezien er geen besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (ava) aan ten grondslag ligt. De voorzieningenrechter oordeelt dat [persoon A] formeel nog steeds statutair bestuurder is van [bedrijf B] en dat de uitschrijving niet rechtsgeldig was. De rechter beveelt [bedrijf B] om binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis een verzoek tot herinschrijving van [persoon A] in te dienen bij de Kamer van Koophandel. Indien [bedrijf B] hier niet aan voldoet, treedt het vonnis in de plaats van de toestemming van [bedrijf B] tot herinschrijving. Daarnaast wordt [persoon A] veroordeeld om medewerking te verlenen aan het opmaken van de jaarstukken van [bedrijf B]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.