De schriftelijke verklaring van [persoon D] van 13 november 2018 – voor zover hier van belang – luidt:
Ik ben als buschauffeur in dienst van de RET.
Op 17 juni 2018 omstreeks 04:50 uur reed ik met de bus op de Mathenesserweg in de richting van Marconiplein. Ik reed op de rechter weghelft. Rechts van mij waren geparkeerde auto’s, daar rechts van was een fietspad en daar weer rechts van was de stoep.
Toen ik op de Mathenesserweg reed, kort nadat ik over de Mathenesserbrug was gereden, zag ik voor mij dat er ter hoogte van de nachtclub [naam club] vier mannen op de stoep stonden. Twee mannen waren beveiligers van de nachtclub. Dat kon ik zien aan de kleding die ze droegen, een wit overhemd met een donker vest zonder mouwen en een donkere broek. Ik zag dat de twee beveiligers flinke klappen uitdeelden aan de twee andere mannen. (…) Ik zag dat ze echt vuistslagbewegingen maakten naar de twee andere mannen. Dit gebeurde dus op de stoep voor de nachtclub. Het duurde niet zo lang en ik zag dat de mannen die geslagen werden van de beveiligers vandaan liepen over de stoep, in de richting van Marconiplein.
Aangezien er een taxi ter hoogte van de nachtclub op de rechter weghelft stond, naast de geparkeerde auto’s, moest ik uitwijken naar de linker weghelft om de taxi te kunnen passeren.
Voordat ik de inhaalmanoeuvre ging uitvoeren minderde ik vaart en vervolgens reed ik met heel lage snelheid (stapvoets) over de linker weghelft om de taxi in te halen. Toen de gehele bus voorbij de taxi was stuurde ik de bus weer naar de rechter weghelft en toen de bus weer geheel op de rechter weghelft was gaf ik gas en vervolgde mijn rit.
Tijdens de inhaalmanoeuvre, toen ik dus op de linker weghelft reed, had ik mijn ogen voornamelijk gericht op de weg voor mij. Tijdens die inhaalmanoeuvre stonden (…) op de rechter weghelft, daar waar ik met de bus naar toe zou gaan (…) geen mensen.
Ik weet ook zeker dat er geen mensen op straat stonden voordat ik met de inhaalmanoeuvre begon.
Toen ik de bus na het inhalen naar rechts stuurde heb ik in de rechter zijspiegel van de bus gekeken, maar ik zag ook toen geen mensen op straat lopen. (…)”