ECLI:NL:RBROT:2021:6833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
FT EA 21/216 en FT EA 21/217 + FT EA 21/218 en FT EA 21/219
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing dwangakkoord in faillissementsprocedure met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord, ingediend door verzoekers die in financiële problemen verkeerden. Verzoekers hadden op 17 februari 2021 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan hun schuldeisers, waaronder ABN-AMRO N.V. en Studiecentrum Minerva I.T.S. Tijdens de zitting op 28 mei 2021 bleek dat Minerva, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet was verschenen. De rechtbank heeft verzoekers de opdracht gegeven om aanvullende stukken aan te leveren, wat zij op 15 en 21 juni 2021 hebben gedaan. De schuldeisers hebben ingestemd met een schuldregeling waarbij 4,32% aan de preferente schuldeisers en 2,16% aan de concurrente schuldeisers is aangeboden tegen finale kwijting. Minerva heeft echter geweigerd in te stemmen met het aangeboden prognoseakkoord, wat leidde tot het verzoek van verzoekers om Minerva te bevelen in te stemmen met de regeling.

De rechtbank heeft beoordeeld of Minerva in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met het akkoord. De rechtbank overwoog dat veertien van de vijftien schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling en dat het aandeel van Minerva in de totale schuldenlast slechts 0,96% bedroeg. Ondanks dat het proces rommelig was verlopen, was het aanbod voldoende transparant en goed gedocumenteerd. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekers en de overige schuldeisers zwaarder wogen dan die van Minerva. Daarom werd het verzoek om Minerva te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en werd Minerva veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team insolventie
rekestnummer: [nummers]
uitspraakdatum: 30 juni 2021
in de zaak van:
[naam 1] en [naam 2],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 17 februari 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • ABN-AMRO N.V., vertegenwoordigd door Intrum (hierna: ABN-AMRO);
  • Studiecentrum Minerva I.T.S., vertegenwoordigd door Intrum (hierna: Minerva);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft ABN-AMRO aangegeven akkoord te gaan met het herziene aanbod van 8 april 2021 (zie punt 2 ‘Het verzoek’).
Ter zitting van 28 mei 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • de heer [naam 3] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam 4] , werkzaam bij Perspectief Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Minerva is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Bij proces-verbaal heeft de rechtbank aan verzoekers de opdracht verstrekt enkele, ter zitting nader gespecificeerde, stukken aan de rechtbank te doen toekomen.
In het licht van de omzetting van het saneringskrediet naar een prognoseakkoord hebben verzoekers, bij schrijven van 15 en 21 juni 2021, enkele bij proces-verbaal opgevraagde stukken aan de rechtbank toegezonden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers en dertien concurrente schuldeisers (met twintig vorderingen). Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 86.413,53 van verzoekers te vorderen.
Verzoekers hebben bij brief van 12 juni 2020 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,56% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting (een aanbodbrief aan één van de preferente crediteuren is niet toegevoegd aan de stukken). Ten tijde van het aanbod was de totale schuldenlast nog € 77.492,86. Uit de stukken blijkt voorts dat de schuldeisers uiteindelijk akkoord zijn gegaan met een schuldregeling waarbij er 4,32% aan de preferente schuldeisers en 2,16% aan de concurrente schuldeisers is aangeboden tegen finale kwijting. Deze percentages zijn gebaseerd op een totale schuldenlast van € 86.127,23
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekers is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van de Werkeloosheidswet-uitkering van verzoeker en de Ziektewetuitkering van verzoekster.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd (hierna: het saneringskrediet).
Ter zitting heeft schuldhulpverlening medegedeeld dat zij alle schuldeisers die thans akkoord waren met het saneringskrediet, bij brief van 30 maart 2021 hebben geïnformeerd over enkele wijzigingen ten opzichte van het aanbod van 12 juni 2020. Verzoekers hebben ten eerste het saneringskrediet omgezet naar schuldbemiddeling, wat tot gevolg heeft dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager uit zal kunnen uitvallen en ten tweede is het aanbod verhoogd naar 25,89% aan de preferente schuldeisers en 12,95% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting (hierna: het prognoseakkoord). De afloscapaciteit van het prognoseakkoord hebben verzoekers gebaseerd op de (inmiddels verkregen) fulltime dienstbetrekking van verzoeker en de parttime dienstbetrekking van verzoekster (als krantenbezorgster met perspectief op meer uren), aangevuld met een Werkeloosheidswet-uitkering. In de brief hebben verzoekers aangegeven dat de schuldeisers die thans akkoord zijn gegaan met het saneringskrediet van 12 juni 2020 niet meer behoefden te reageren. ABN-AMRO en Minerva zijn, nu zij het eerdere aanbod (het saneringskrediet) hadden afgewezen, door verzoekers, bij brief van 8 april 2021, opnieuw aangeschreven. Het hernieuwde aanbod is gebaseerd is op de voorwaarden van het prognoseakkoord als vermeld in de brief van 30 maart 2021 die aan de overige schuldeisers is verzonden.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft ABN-AMRO aangegeven akkoord te gaan met het prognoseakkoord.
Minerva heeft in reactie op het prognoseakkoord aangegeven een hoger percentage te willen ontvangen. Deze reactie moet worden opgevat als een weigering, aldus schuldhulpverlening ter zitting heeft verklaard.
Veertien van de vijftien schuldeisers stemmen met het prognoseakkoord in. Minerva stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 830,88 op verzoeker, welke 0,96% van de totale schuldenlast beloopt.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door de beschermingsbewindvoerder voldaan.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Minerva te kennen gegeven het saneringskrediet te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Minerva geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Minerva bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Minerva in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Van de vijftien schuldeisers heeft een grote meerderheid van veertien schuldeisers ingestemd. Het aandeel van Minerva, die weigert in te stemmen met het prognoseakkoord, vormt een zeer gering aandeel in de totale schuldenlast van 0,96%.
Weliswaar is het verzoek tot het opleggen van het dwangakkoord rommelig verlopen (pas ter zitting is duidelijk gemaakt dat het aanbod was gewijzigd van een saneringskrediet naar een prognoseakkoord) maar het aanbod blijkt uiteindelijk voldoende transparant te zijn geweest voor Minerva die in het minnelijk traject immers inhoudelijk op het gewijzigde voorstel heeft kunnen reageren en ook heeft gereageerd. Ook is het aanbod uiteindelijk goed en betrouwbaar gedocumenteerd. De wijzigingen zijn met name ingegeven door de omstandigheid dat verzoekers betalende werkzaamheden hebben gekregen, waardoor het voorstel kon worden verbeterd. Alle crediteuren ̶ die thans akkoord waren met het saneringskrediet ̶ zijn over de wijziging van het aanbod van een saneringskrediet naar een prognoseakkoord geïnformeerd. ABN-AMRO heeft aan de hand van verzending van het hernieuwde aanbod van 8 april 2021 aangegeven akkoord te gaan met het prognoseakkoord.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Minerva, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Minerva te bevelen in te stemmen met de schuldregeling (het prognoseakkoord) wordt daarom toegewezen.
Minerva zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling (het prognoseakkoord) is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Minerva om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling (het prognoseakkoord);
- veroordeelt Minerva in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.