ECLI:NL:RBROT:2021:6829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
18.518 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voordracht bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en beoordeling van informatieverplichtingen en eigendom van onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, die eerder op 9 mei 2018 was uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar tekort is geschoten in zijn informatieverplichtingen en sollicitatieverplichtingen, en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan die mogelijk verhaalbaar zijn op onroerend goed in Duitsland, dat door de schuldenaar niet was gemeld. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er een nieuwe schuld van ten minste € 2.229,35 aan de gemeente Goch is ontstaan, en dat de financiële impact van het verzwijgen van de eigendom van de appartementsrechten nog niet kan worden bepaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de schuldenaar voldoende reden vormen om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook de benoeming van een curator en rechter-commissaris geregeld en het salaris van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak heeft grote gevolgen voor de schuldenaar, aangezien het faillissement van rechtswege wordt uitgesproken zodra de uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging (voortzetting)
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 juli 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 9 mei 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
[straat]
[woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. J. Perez Herrera.

1.De procedure

Op 9 juni 2021 heeft deze rechtbank tussenvonnis gewezen en daarbij de voordracht tot tussentijdse beëindiging aangehouden tot 2 juli 2021 om nader te worden geïnformeerd omtrent de financiële consequenties van het eigendom van de onroerende zaken en van de ontstane nieuwe schulden.
Voor schuldenaar heeft zich een advocaat gesteld, die bij faxbericht van 29 juli 2021 enkele stukken aan de rechtbank heeft toegezonden bestaande uit sollicitatiebewijzen en enige financiële stukken.
Bij schrijven van 30 juni 2021 heeft de bewindvoerder de laatste stand van zaken aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
De bewindvoerder en schuldenaar, bijgestaan door mevrouw mr. S. van Beers, advocaat, zijn gehoord ter voorgezette behandeling van 2 juli 2021.

2.De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder, schuldenaar en de advocaat van schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
Met betrekking tot de eigendom van schuldenaar over diverse appartementsrechten (verdeeld over twee appartementen) in [gebied] , [adres] , Duitsland (hierna: de appartementsrechten) heeft de bewindvoerder het volgende aangevoerd. Hij heeft nog niet kunnen achterhalen of de gemeente Goch zich met een pand- of hypotheekrecht zal kunnen verhalen op de appartementsrechten buiten de boedel om (separatistenpositie). De bewindvoerder heeft verklaard de gemeente Goch hierover te hebben aangeschreven met het verzoek om hem nader te informeren hierover.
Betreffende de hoogte van de vorderingen die zijn ontstaan naar aanleiding van de appartementsrechten heeft de bewindvoerder gesteld dat er, na aanvang van de schuldsaneringsregeling, sprake is een nieuwe schuld van ten minste € 2.229,35 aan de gemeente Goch (eventueel te vermeerderen met boete en rentes).
De bewindvoerder heeft zich betreffende het voorstel van de gemeente Goch aan schuldenaar inzake één van de twee appartementen (verkoop aan de gemeente Goch tegen kwijtschelding van voornoemde vorderingen en betaling van € 1.000 aan de boedel) op het standpunt gesteld dat verrekening niet mogelijk is binnen de schuldsaneringsregeling en dat hierover geprocedeerd zal moeten worden. In de laatste stand van zaken heeft de bewindvoerder in het kader van het verkoopvoorstel aangedragen dat de taxatiewaarde van in ieder geval één van de twee appartementen € 6.400 betreft.
Voorts heeft de bewindvoerder zich op het standpunt gesteld dat de financiële impact van het verzwijgen van de appartementsrechten voor de boedel, in het licht van artikel 350 lid 5 Faillissementswet, nog niet kan worden bepaald.
Tot slot heeft de bewindvoerder ter zitting aangegeven dat er volgens hem sprake is van overwaarde van de appartementsrechten.
In de laatste stand van zaken van 30 juni 2021 heeft de bewindvoerder met betrekking tot de nakoming van de sollicitatieplicht aangevoerd dat er in totaal 14 sollicitatiebewijzen ontbreken. Voorts heeft hij verzocht om hieraan, ondanks dat de tekortkoming toerekenbaar is aan schuldenaar, geen consequenties te verbinden. Het is vaak voorgekomen dat schuldenaar meer dan de gewenste vier sollicitaties per maand heeft verricht, aldus de bewindvoerder.
Schuldenaar heeft met betrekking tot de appartementsrechten ter zitting ̶ kort samengevat ̶ aangevoerd dat hij bij de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niet bewust of met opzet de eigendom van de appartementsrechten heeft verzwegen.
Verder heeft hij aangedragen dat de eigendom van de appartementsrechten destijds niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg zou hebben gestaan.
Voorts betwist hij dat er sprake is van enige schuldeisersbenadeling door deze verzwijging.
Met betrekking tot de (hoogte van de) vorderingen verbonden aan de appartementsrechten heeft hij aangevoerd dat er mogelijk sprake is van verjaring van die vorderingen. Met betrekking tot deze vorderingen heeft hij voorts gesteld dat dit nieuwe schulden betreft die buiten de werking van de schone lei vallen.
Daarnaast heeft schuldenaar aangedragen dat de materiele looptijd van de schuldsaneringsregeling inmiddels is verlopen, dat hij aan al zijn verplichtingen heeft voldaan (inclusief de sollicitatieverplichting) en dat aan hem de schone lei dient te worden verleend. Als de schuldsaneringsregeling tussentijdse beëindiging wordt dan heeft dit desastreuse gevolgen voor hemzelf, doordat alle schuldeisers dan weer beslag kunnen leggen op zijn inkomen.
Daarnaast heeft schuldenaar gesteld dat de tekortkoming(en) die aan hem worden toegerekend, gezien de geringe betekenis, buiten beschouwing dienen te worden gehouden.
Mocht de rechtbank anders oordelen dat wenst schuldenaar dat de regeling zal worden verlengd ter compensatie van die tekortkomingen.

3.De beoordeling

In het tussenvonnis van 9 juni 2021 heeft de rechtbank de tekortkomingen van schuldenaar vastgesteld. Er is immers sprake een tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting, er zijn daarnaast nieuwe schulden gemaakt en verder heeft schuldenaar geprobeerd zijn schuldeisers te benadelen door het bestaan van de eigendomsrechten te verzwijgen. Dat de tekortkomingen niet aan schuldenaar zouden zijn toe te rekenen is niet gebleken. Deze vaststellingen vormen voldoende reden om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c,d en e, Faillissementswet (hierna: Fw).
Met betrekking tot hetgeen door partijen daarna is aangedragen overweegt de rechtbank als volgt.
Met betrekking tot de niet-nakoming van de sollicitatieverplichting, thans door de rechtbank vastgesteld bij tussenvonnis, is de rechtbank van oordeel dat een overschot aan sollicitaties in de maanden dat thans aan de sollicitatieverplichting is voldaan, niet kan leiden tot een ander oordeel. Een overschot aan compensatie in de ene maand kan immers niet gecompenseerd worden met een tekort aan sollicitaties in de andere maand. Het is de bedoeling dat schuldenaar iedere maand al zijn verplichtingen nakomt, tenzij hij hiervoor is geëxcuseerd door de recht-commissaris, wat
in casuniet het geval was.
Ten aanzien van de verzwijging van de appartementsrechten concludeert de rechtbank dat de schuldeisers daardoor wel degelijk benadeeld zijn want er zijn, aan schuldenaar toerekenbare, nieuwe schulden ontstaan die mogelijk verhaalbaar zijn op de appartementsrechten die niet voor het eind van de materiele looptijd van de regeling zijn voldaan. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat deze nieuwe schulden van € 2.229,35 aan de gemeente Goch (eventueel te vermeerderen met boete en rentes) een gevolg zijn van de verzwijging van de appartementsrechten, welke voorkomen hadden kunnen worden bij tijdig melding (op de toelatingszitting) hiervan.
Voor verjaring van de vorderingen van de gemeente Goch is onvoldoende aangevoerd.
Indien de rechtbank uitgaat van de hypothetische situatie dat schuldenaar ten tijde van de toelatingszitting de appartementsrechten wel had gemeld – en schuldenaar was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling – dan zou, uitgaande van de thans bekende taxatiewaarde van één van de twee appartementen, een bedrag van twee maal € 6.400,= (mogelijk verminderd met de op dat moment bestaande schulden voorzover aan die schulden een voorrecht was verbonden op de opbrengst) aan de boedel zijn toegekomen na verkoop daarvan.
Een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling zal de verzwijging van de appartementsrechten niet ongedaan kunnen maken. Het daardoor ontstane nadeel voor de schuldeisers zal evenmin tijdens een verlenging van de regeling ongedaan gemaakt kunnen worden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c,d en e, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er met de twee appartementsrechten baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.977,50;
- spreekt uit het faillissement van de schuldenaar met ingang van de dag waarop deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. C.G.E. Prenger,
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.