ECLI:NL:RBROT:2021:6808
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De bewindvoerder had op 26 maart 2021 verzocht om de schuldsaneringsregeling te beëindigen vanwege tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen. De rechter-commissaris stemde op 30 maart 2021 in met dit verzoek. Tijdens de zittingen op 23 april en 25 juni 2021 werd de schuldenaar gehoord, maar hij verscheen niet op de laatste zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De rechtbank constateerde dat de schuldenaar zijn verplichtingen niet naar behoren was nagekomen, waaronder het niet tijdig informeren van de bewindvoerder en het niet afdragen van gelden aan de boedel. De schuldenaar had ook nieuwe schulden gemaakt en had geen actie ondernomen om zijn tekortkomingen te herstellen, ondanks dat hem een extra kans was geboden. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en besloot de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, sub c, d, e en f van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er waren geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege.