In deze zaak heeft verzoeker op 24 juni 2021 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 1 juli 2021 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel de verzoeker als zijn advocaat, mevrouw mr. E. Kattestaart, en de beschermingsbewindvoerder, de heer [naam 2], verschenen. De verweerster, De Statenkoning C.V., werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Verhoef. Verzoeker heeft een huurachterstand van € 1.207,38 en heeft in het verleden een bedrag van € 5.602,60 aan verweerster overgemaakt ter aflossing van de huurachterstand. Verzoeker heeft aangegeven dat hij zicht heeft op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat zijn partner bijdraagt aan de vaste lasten.
Verweerster heeft betoogd dat verzoeker structureel te weinig inkomen genereert om de huur te voldoen en dat zijn partner niet in de procedure is verschenen, terwijl zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de huurachterstand. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een vonnis tot ontruiming heeft ontvangen, oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker om in de huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.