ECLI:NL:RBROT:2021:6805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
18.946 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling wegens toerekenbare tekortkomingen in afdrachtsverplichtingen en nieuwe schulden

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank had eerder op 18 juli 2018 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De bewindvoerder heeft op 15 april 2021 een verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling, en op 29 juni 2021 heeft zij de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken. Tijdens de zitting op 1 juli 2021 zijn zowel de bewindvoerder als de schuldenaar verschenen. De bewindvoerder meldde een boedelachterstand van € 1.364,98 en twee nieuwe schulden aan de Belastingdienst. De schuldenaar ging akkoord met een verlenging van de regeling met drie maanden, zodat hij de achterstand kon inlopen.

De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen, maar gaf hem de kans om zijn tekortkomingen te herstellen. De termijn van de schuldsaneringsregeling werd verlengd met drie maanden, tot 19 oktober 2021. Gedurende deze verlenging was de schuldenaar alleen verplicht om het bewindvoerdersalaris af te dragen van het inkomen boven het vrij te laten bedrag. De rechtbank benadrukte dat de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van kracht bleef, en dat de schuldenaar de mogelijkheid had om de looptijd van de regeling te verkorten indien hij de boedelachterstand voor het einde van de verlengde termijn zou inlopen.

De uitspraak biedt inzicht in de mogelijkheden en verplichtingen van schuldenaren binnen de schuldsaneringsregeling en de rol van de bewindvoerder. De rechtbank heeft de belangen van de schuldenaar en de schuldeisers afgewogen en een beslissing genomen die hen beiden recht doet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlenging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 juli 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 juli 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: M. den Uil.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 15 april 2021 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 29 juni 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 1 juli 2021. De bewindvoerder en schuldenaar zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

In het eindverslag heeft de bewindvoerder uiteengezet dat er sprake was van een boedelachterstand van € 1.364,98 en twee nieuwe schulden aan de Belastingdienst ter hoogte van € 827,= (IB 2018) en € 465,= (IB 2019). Met betrekking tot de nieuwe schulden heeft de bewindvoerder aangegeven dat hiervoor een betalingsregeling is getroffen.
In de laatste stand van zaken heeft de bewindvoerder gesteld dat de boedelachterstand inmiddels is ingelopen naar € 413,64. Voorts heeft zij voorgesteld om de regeling te verlengen voor een termijn van drie maanden, zodat de boedelachterstand verder ingelopen kan worden. De bewindvoerder heeft gesteld dat hiervoor over het eerste kwartaal van 2021 een bedrag van € 152,= beschikbaar was. Indien van dit zelfde bedrag wordt uitgegaan, dan is het volgens de bewindvoerder mogelijk om de boedelachterstand binnen de gestelde verlengingstermijn in te lopen. Hierdoor blijft schuldenaar zicht houden op een schone lei.
Ter zitting heeft schuldenaar zich op het standpunt gesteld dat hij akkoord gaat met een verlenging van drie maanden. Voorts heeft schuldenaar kenbaar gemaakt dat hij de regeling eerder wil verlaten, indien hij de achterstand eerder heeft ingelopen.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 46.676,32 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de afdrachtsverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank ziet aanleiding om schuldenaar de gelegenheid te geven zijn tekortkomingen (verder) te herstellen, omdat hij de boedelachterstand al deels heeft ingelopen en hij een betalingsregeling voor de nieuwe schulden met de Belastingdienst is overeengekomen. Daarvoor zal de termijn van de schuldsaneringsregeling worden verlengd met drie maanden. Gedurende de verlenging zal schuldenaar slechts de minimale boedelbijdrage (het bewindvoerdersalaris) verschuldigd zijn van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag. De resterende afloscapaciteit dient hij in te zetten voor het inlossen van de boedelachterstand en voor de nakoming van de betalingsregeling met de Belastingdienst betreffende de nieuwe schulden. Gedurende de verlenging zal de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing zijn. De informatieverplichting zal gedurende de verlenging beperkt zijn tot het verstrekken van informatie omtrent het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken zal gedurende de verlenging onverkort van kracht zijn. Door schuldenaar is met deze verlenging ingestemd.
Indien schuldenaar de betalingsregeling met de Belastingdienst correct is nagekomen maar de nieuwe schulden (IB 2018 en IB 2019) nog niet geheel zijn voldaan, zal die restschuld niet aan verlening van de schone lei in de weg staan.
Bij voldoening van de boedelachterstand voor het einde van de verlengde looptijd van de schuldsaneringsregeling kan schuldenaar, mits hij de betalingsregeling met de Belastingdienst tot dusver correct is nagekomen, de bewindvoerder verzoeken om een verkorting van de looptijd in te dienen bij de rechter-commissaris.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt in de boedel vallen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze drie jaar en drie maanden bedraagt en daarmee eindigt op 19 oktober 2021;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
 de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing is
 de afdracht verplichting beperkt is tot betaling van het bewindvoerdersalaris van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag en dat de afloscapaciteit voor het overige kan worden ingezet voor het aflossen van de boedelachterstand ten bedrage van € 413,64 en de nakoming van de betalingsregeling met de Belastingdienst voor de nieuwe schulden ad € 817,= (IB 2018) en € 465,= (IB 2019);
 de informatieverplichting beperkt is tot het informeren over het inlossen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden;
 de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.