In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap AnderZorg N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een zorgverzekeringskwestie waarbij de gedaagde een zorgverzekering had afgesloten bij AnderZorg. De eiseres, AnderZorg, vorderde betaling van een bedrag van € 386,94 van de gedaagde, dat betrekking had op niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten. De gedaagde heeft zich verweerd tegen deze vordering en stelde dat hij niet verplicht was om deze kosten te betalen, omdat hij slechts een basisverzekering had en er afspraken waren gemaakt over de betaling van tandartsnota's.
De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding, conclusies van antwoord en repliek, en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2021 is de zaak verder besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde weliswaar enkele apothekerskosten had voldaan, maar dat er onduidelijkheid bestond over de tandartsnota's. AnderZorg heeft betwist dat er afspraken waren gemaakt over het niet betalen van tandartsnota's, maar de rechter oordeelde dat AnderZorg had nagelaten om de ingediende declaraties te controleren, wat hen in deze zaak niet ten goede kwam.
In reconventie heeft de gedaagde een vordering ingesteld tegen AnderZorg wegens smaad en smart, maar deze vordering werd afgewezen omdat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van schade aan zijn eer of goede naam. De kantonrechter heeft de vordering van AnderZorg in conventie afgewezen en de gedaagde in reconventie ook in het ongelijk gesteld, met veroordeling van de gedaagde in de proceskosten van AnderZorg. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgverzekeraars in het controleren van declaraties en de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken over betalingsverplichtingen.