ECLI:NL:RBROT:2021:6751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
C/10/615101 / JE RK 21-655
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige bij de vader en afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] zich in een ernstig loyaliteitsconflict bevindt en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 22 maart 2021 een verzoekschrift ingediend om [naam kind] uit huis te plaatsen bij de vader, wat eerder al was toegestaan tot 15 juni 2021. De moeder heeft verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat dit verzoek niet in het belang van [naam kind] is.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] zich positief ontwikkelt bij de vader, maar dat er ook zorgen zijn over haar welzijn. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [naam kind] terugkomt en dat er een co-ouderschapsregeling komt. De vader heeft echter aangegeven dat [naam kind] stabiliteit ervaart bij hem en dat het contact met de moeder moet worden uitgebreid.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen is afgewezen, omdat de kinderrechter van mening is dat een vertrouwenspersoon met een orthopedagogische achtergrond meer passend is voor [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/615101 / JE RK 21-655 en C/10/619393 / FA RK 21-4159
Datum uitspraak: 1 juni 2021

Beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt verder als belanghebbende aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 maart 2021, ingekomen bij de griffie op
22 maart 2021,
- de brief van de GI met als bijlage de beantwoording van de onderzoeksvragen uit het
KSCD-onderzoek van 26 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2021,
- de brief met bijlagen van mr. W.N. Sardjoe namens de vader van 27 mei 2021, ingekomen
bij de griffie op 28 mei 2021,
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. N. Rachid namens de moeder van 31 mei 2021,
ingekomen bij de griffie op 2 juni 2021.
Op 1 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. P.E. Epping,
- de vader, bijgestaan door mr. W.N. Sardjoe,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI. [naam 1] en [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 1 oktober 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
10 oktober 2021.
Bij beschikking van 30 maart 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de
vader verleend tot 15 juni 2021. De behandeling is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek van de GI

Ingeschreven onder het zaaksnummer: C/10/615101
De GI heeft verzocht [naam kind] uit huis te plaatsen bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er moet nog beslist worden over de periode tot 10 oktober 2021.

Het verzoek van de moeder

Ingeschreven onder het zaaksnummer: C/10/619393
De moeder heeft verzocht een bijzondere curator te benoemen.

De standpunten

De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] ontwikkelt zich positief bij de vader. Desgevraagd is de GI is van mening dat het toewijzen van een bijzondere curator geen meerwaarde zal hebben voor [naam kind]. Uit het KSCD-onderzoek blijkt dat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Het is beter voor [naam kind] om met iemand te praten waarbij zij kan aangeven wat zij nodig heeft en hoe het met haar gaat na alle veranderingen in haar leven. Het is mogelijk om speltherapie in te zetten of een traject bij een psycholoog te beginnen. Daarnaast is het van belang dat de communicatie tussen de GI en de moeder verbetert.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het is fijn dat het goed gaat met [naam kind] bij de vader. Wel is het zo dat [naam kind] aangeeft dat zij veel last heeft van buikpijn en niet wil zeggen hoe het op school gaat. Daarnaast heeft de vader zonder overleg [naam kind] ingeschreven op een zwemschool, terwijl zij voorheen al op een andere zwemschool zat. De moeder wordt niet betrokken bij deze keuzes, ondanks dat zij ook het gezag over [naam kind] heeft. Het is van belang dat deze zorgen bespreekbaar worden gemaakt. Om deze reden is er een verzoek voor het toewijzen van een bijzondere curator ingediend. Een bijzondere curator zou kunnen kijken naar wat het beste is voor [naam kind], omdat dit niet met de moeder wordt besproken. De moeder geeft aan dat zij het fijn zou vinden als [naam kind] terug wordt geplaatst en dat zij ook open staat voor een co-ouderschapsregeling met de vader.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. [naam kind] komt tot rust bij de vader aangezien zij nu stabiliteit ervaart. Wel is het van belang dat het contact tussen de moeder en [naam kind] wordt uitgebreid. Op dit moment zien zij elkaar een keer in de twee weken, dit is erg weinig. Het toewijzen van een bijzondere curator is niet in het belang van [naam kind]. Zij is nu gebaat bij zoveel mogelijk stabiliteit. Een vertrouwenspersoon met een orthopedagogische achtergrond is passender voor [naam kind]. Tenslotte merkt de vader op dat hij geen informatie van de moeder heeft gekregen over dat [naam kind] al op een andere zwemschool stond ingeschreven. Om ervoor te zorgen dat [naam kind] geen achterstand oploopt is er daarom gezocht naar een zwemschool zodat [naam kind] zich kan blijven ontwikkelen.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met betrekking tot de machtiging uithuisplaatsing:
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] zich in een fors loyaliteitsconflict bevindt. Uit het KSCD-onderzoek blijkt dat er zeer ernstige zorgen bestaan over [naam kind]. Het KSCD heeft geadviseerd [naam kind] bij de vader te plaatsen. Er is sprake van een belaste identiteitsontwikkeling waar [naam kind] in de toekomst mogelijk last van kan ondervinden. Door de persoonlijke problematiek van de moeder is zij onvoldoende in staat om emotioneel aan te sluiten bij [naam kind]. [naam kind] stemt haar gedrag af op de moeder. Hierdoor krijgt [naam kind] weinig ruimte voor haar eigen gevoelens en belevingen. Dit is belastend voor [naam kind]. Ten tijde van het onderzoek had [naam kind] een verwrongen beeld van de vader. Zij idealiseerde de moeder en wees de vader af. Er is sprake van een symbiotische relatie tussen [naam kind] en de moeder waarbij er signalen van parentificatie zichtbaar zijn. De moeder geeft aan te handelen in het belang van [naam kind] en staat hierbij niet open voor mensen die daar anders over denken. De moeder is niet in staat om zelfinzicht te tonen en beschikt over onvoldoende copingsvaardigheden. Dit gedrag is schadelijk voor [naam kind] en werkt ouderverstoting jegens de vader in de hand. Daarnaast stelt de moeder zich niet begeleidbaar op ten aanzien van de rechtbank en de hulpverlening. Zo komt de moeder de afspraken met de GI niet na en houdt zij zich niet aan de bezoekregeling. Op dit moment gaat het goed met [naam kind] bij de vader. Op grond van het voorgaande is de kinderrechter dan ook van oordeel dat er voldoende gronden zijn om het resterende deel van het verzoek toe te wijzen.
Uit het voorgaande volgt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de
vader noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Ten aanzien van het verzoek met betrekking tot de benoeming van een bijzondere curator:
Ten tijde van het KSCD-onderzoek woonde [naam kind] nog bij de moeder. Het KSCD heeft geconcludeerd dat er geen andere optie is dan plaatsing van [naam kind] bij de vader. Hierbij heeft het KSCD geadviseerd om een zorgvuldige “routekaart” te maken om deze gebeurtenis zo spanningsvrij voor [naam kind] te laten zijn. Een deel van de aanbevelingen is door de spoedmachtiging uithuisplaatsing van 16 maart 2021 echter niet meer aan de orde, aangezien [naam kind] inmiddels al bij haar vader woont. De kinderrechter is met het KSCD van oordeel dat een vertrouwenspersoon voor [naam kind] helpend kan zijn. Het benoemen van een bijzondere curator is hiervoor echter niet passend. Er zal hulpverlening voor [naam kind] moeten worden ingezet om de ingrijpende gebeurtenissen in haar leven te verwerken. Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader tot uiterlijk 10 oktober 2021;
wijst af het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. Moghaddam Charkari als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.