In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] zich in een ernstig loyaliteitsconflict bevindt en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 22 maart 2021 een verzoekschrift ingediend om [naam kind] uit huis te plaatsen bij de vader, wat eerder al was toegestaan tot 15 juni 2021. De moeder heeft verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat dit verzoek niet in het belang van [naam kind] is.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] zich positief ontwikkelt bij de vader, maar dat er ook zorgen zijn over haar welzijn. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [naam kind] terugkomt en dat er een co-ouderschapsregeling komt. De vader heeft echter aangegeven dat [naam kind] stabiliteit ervaart bij hem en dat het contact met de moeder moet worden uitgebreid.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. Het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen is afgewezen, omdat de kinderrechter van mening is dat een vertrouwenspersoon met een orthopedagogische achtergrond meer passend is voor [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.