ECLI:NL:RBROT:2021:6737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
10/960408-16, 10/960118-16, 10/960096-16, 10/960105-16, 10/960142-16, 10/960079-16, 10/960113-16, 10/960424-16, 10/960083-16, 10/960405-16, 10/960370-16, 10/960143-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschriften tot beëindiging strafzaak van dertien vrouwen beschuldigd van lidmaatschap van de Islamitische Staat in Noord-Syrië

Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin dertien vrouwen worden beschuldigd van lidmaatschap van de Islamitische Staat en verblijven in kampen in Noord-Syrië. De rechtbank ontving verzoekschriften van deze vrouwen met het verzoek om de strafzaken te beëindigen. In vijf van de zaken heeft de rechtbank de officier van justitie opgedragen om duidelijkheid te verschaffen over de daden van opsporing en vervolging die sinds 8 januari 2019 zijn verricht, en welke acties op korte termijn te verwachten zijn met betrekking tot de uitlevering van de verdachten. Deze zaken zijn aangehouden voor maximaal drie maanden. De overige acht zaken zijn voor onbepaalde tijd aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de laatste behandeling in januari 2019 geen concrete stappen zijn ondernomen om de verdachten te vervolgen, ondanks dat de Nederlandse nationaliteit van de verdachten vaststaat. De rechtbank benadrukt het belang van het vervolgen van verdachten van terroristische misdrijven en heeft de officier van justitie de opdracht gegeven om verslag uit te brengen over de voortgang van de opsporing en vervolging. De beslissing van de rechtbank is genomen in een meervoudige raadkamer, waarbij de rechters de verzoeken van de verdachten hebben beoordeeld en de behandeling van de zaken hebben aangehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers en raadkamernummers: 10/960408-16, RK 18/1860 ([naam verdachte 1])
10/960118-16, RK 18/1862 ([naam verdachte 2])
10/960096-16, RK 18/1863 ([naam verdachte 12])
10/960105-16, RK 18/1864 ([naam verdachte 3])
10/960142-16, RK 18/1865 ([naam verdachte 4])
10/960079-16, RK 21/1609 ([naam verdachte 5])
10/960113-16, RK 21/1611 ([naam verdachte 6])
10/960424-16, RK 21/1613 ([naam verdachte 7])
10/960083-16, RK 21/1614 ([naam verdachte 13])
10/960405-16, RK 21/1615 ([naam verdachte 8])
- RK 21/1616 ([naam verdachte 9])
10/960370-16, RK 21/1691 ([naam verdachte 10])
10/960143-16, RK 21/1692 ([naam verdachte 11])
Tussenbeslissingvan de rechtbank te Rotterdam, meervoudige raadkamer, op de verzoeken van
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1],
[naam verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] op [geboortedatum verdachte 2],
[naam verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] op [geboortedatum verdachte 3],
[naam verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] op [geboortedatum verdachte 4],
[naam verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] op [geboortedatum verdachte 5],
[naam verdachte 6],
geboren te [geboorteplaats verdachte 6] op [geboortedatum verdachte 6],
[naam verdachte 7],
geboren op [geboortedatum verdachte 7],
[naam verdachte 8],
geboren te [geboorteplaats verdachte 8] op [geboortedatum verdachte 8],
[naam verdachte 9],
geboren te [geboorteplaats verdachte 9] op [geboortedatum verdachte 9],
[naam verdachte 10],
geboren te [geboorteplaats verdachte 10] op [geboortedatum verdachte 10],
[naam verdachte 11],
geboren te [geboorteplaats verdachte 11] op [geboortedatum verdachte 11],
allen voor deze zaak domicilie kiezende te [adres 1], op het kantoor van hun raadsman mr. A.M. Seebregts.
en
[naam verdachte 12],
geboren te [geboorteplaats verdachte 12] op [geboortedatum verdachte 12],
voor deze zaak domicilie kiezende te [adres 2], op het kantoor van haar raadsvrouw mr. E. Kolokatsi,
(hierna ook te noemen: de verdachten).

1..Verzoeken [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12]

1.1
Procedure
Tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12] zijn aanhoudings- en internationale arrestatiebevelen uitgevaardigd ter zake van, kort gezegd, een terroristisch misdrijf. Deze bevelen zijn uitgevaardigd op respectievelijk 9 maart 2016 (aan [naam verdachte 4]), 14 maart 2016 (aan [naam verdachte 2] en [naam verdachte 12]) en 23 november 2017 (aan [naam verdachte 1]).
Op 15 juni 2018 zijn namens deze vijf verdachten verzoekschriften op de voet van artikel 36 (oud), thans artikel 29f, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ingediend. De daarin opgenomen verzoeken strekken ertoe dat de rechtbank verklaart dat de strafzaken tegen de verdachten (hierna: de zaken) zijn geëindigd.
De verzoeken zijn op 27 september 2018 en op 8 januari 2019 door de raadkamer behandeld. Bij de laatste behandeling heeft de rechtbank de gevangenneming ter uitlevering (waaronder mede verstaan de feitelijke overdracht) van genoemde vijf verdachten bevolen en het onderzoek in besloten raadkamer geschorst voor onbepaalde tijd.
De behandeling van de verzoeken in besloten raadkamer is hervat op 6 juli 2021. De officier van justitie mr. S.C.M. Wildemors, de raadslieden mrs. A.M. Seebregts en E. Kolokatsi zijn gehoord.
1.2
Standpunten raadslieden en officier van justitie
Volgens opgave van de raadslieden verblijven alle verdachten (nog steeds) in kampen in Noord Syrië (de verdachte [naam verdachte 11] in het kamp Al Hol en de overige verdachten in het kamp Al Roj) en wensen zij aanwezig te zijn bij hun berechting in Nederland. Geen van deze verdachten heeft verklaard af te zien van het recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van de strafzaak en geen bevoegde autoriteit heeft uitdrukkelijk verklaard geen activiteiten (meer) te zullen ondernemen om de feitelijke uitlevering van deze verdachten te bewerkstelligen.
De raadslieden hebben zich op primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank dient te verklaren dat de zaken zijn geëindigd. Subsidiair hebben zij verzocht om de behandeling van de verzoeken voor een periode van twee maanden aan te houden.
De officier van justitie heeft zich in alle zaken op het standpunt gesteld dat zij geen ruimte ziet voor toewijzing van de verzoeken. Zij heeft verzocht om de behandeling van de zaken voor een periode van zes maanden aan te houden.
1.3
Beoordeling
De rechtbank kan een zaak volgens artikel 29f Sv geëindigd verklaren als in die zaak de vervolging niet wordt voortgezet. Als maatstaf voor dat oordeel heeft te gelden dat het, gelet op de inactiviteit van het Openbaar Ministerie en/of de lange duur van het onderzoek, onredelijk is dat de vervolging nog doorgang vindt.
Vast staat dat de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12] in maart 2016 en de zaak tegen de verdachte [naam verdachte 1] in november 2017 zijn begonnen met de uitvaardiging van eerder genoemde internationale arrestatiebevelen. Vast staat dat deze verdachten de Nederlandse nationaliteit hebben.
Verder stelt de rechtbank vast dat er sinds de vorige behandeling van de verzoeken in raadkamer op 8 januari 2019, waarop de bevelen tot gevangenneming ter uitlevering van deze verdachten zijn gegeven, tweeënhalf jaar is verstreken. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting blijkt dat in deze periode (concrete) stappen zijn ondernomen om uitvoering te geven aan het bevel tot gevangenneming van de rechtbank.
Daar staat tegenover dat de minister bij brief van 5 juli 2021 heeft bericht dat het kabinet blijft onderzoeken en bezien wat de mogelijkheden van repartriëring van deze verdachten zijn en dat het kabinet onverminderd de mening is toegedaan dat verdachten van terroristische misdrijven, waaronder deze vijf vrouwen, moeten worden berecht. Het kabinet wil voorkomen dat verdachten van terroristische misdrijven straffeloos blijven.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er thans nog onvoldoende grond is om de zaken tegen de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12] geëindigd te verklaren. Wel draagt de rechtbank de officier van justitie op om duidelijkheid te verschaffen of en zo ja welke daden van opsporing en/of vervolging sinds 8 januari 2019 zijn verricht en welke daden van opsporing en/of vervolging op de korte termijn zijn te verwachten, meer in het bijzonder met het oog op de feitelijke uitlevering van de verdachten ter fine van hun vervolging en berechting.
De rechtbank zal de behandeling van de zaken aan houden voor een periode van drie maanden. De rechtbank acht deze periode voldoende om de officier van justitie de gelegenheid te geven aan bovenstaande opdracht te voldoen.
2.
Verzoeken [naam verdachte 5], [naam verdachte 6], [naam verdachte 7], [naam verdachte 13], [naam verdachte 8], [naam verdachte 9], [naam verdachte 10] en [naam verdachte 11]
Op 21 juni 2021 zijn namens de verdachten [naam verdachte 5], [naam verdachte 6], [naam verdachte 7], [naam verdachte 13], [naam verdachte 8] en [naam verdachte 9] verzoekschriften op de voet van artikel 29f Sv ingediend. Vast staat dat de verzoekers de Nederlandse nationaliteit hebben.
Op respectievelijk 28 en 29 juni 2021 zijn namens de verdachten [naam verdachte 10] en [naam verdachte 11] verzoekschriften op de voet van dit artikel ingediend. Ook deze strekken ertoe dat de rechtbank verklaart dat de strafzaken tegen de verdachten zijn geëindigd.
Blijkens brieven van de Landelijk coördinerend terrorisme officier van justitie van 31 januari 2019 en de mededeling van de officier van justitie ter zitting worden deze vrouwen internationaal gesignaleerd in verband met de verdenking van een terroristisch misdrijf.
Gelet op de opdracht van de rechtbank aan de officier van justitie in de zaken [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12], alsmede gelet op het feit dat deze verzoeken recent zijn ingediend, ziet de rechtbank reden de behandeling van deze zaken voor onbepaalde tijd aan te houden.

3..Beslissing

Ten aanzien van de verzoeken [naam verdachte 1], [naam verdachte 2], [naam verdachte 3], [naam verdachte 4] en [naam verdachte 12]:
- De rechtbank schorst het onderzoek in de raadkamer voor ten hoogste 3 (drie) maanden;
- De rechtbank draagt de officier van justitie op om verslag te doen welke daden van opsporing en/of vervolging sinds 8 januari 2019 in deze zaken zijn verricht en welke daden van opsporing en/of vervolging op de korte termijn zijn te verwachten, meer in het bijzonder met het oog op de feitelijke uitlevering van de verdachten ter fine van hun vervolging en berechting.
Verzoeken [naam verdachte 5], [naam verdachte 6], [naam verdachte 7], [naam verdachte 13], [naam verdachte 8], [naam verdachte 9], [naam verdachte 10] en [naam verdachte 11]:
- De rechtbank schorst het onderzoek in de raadkamer voor onbepaalde tijd.
Deze beschikking is op 6 juli 2021 gegeven door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mrs. J.J. Bade en V.M. de Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier.