ECLI:NL:RBROT:2021:6726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
10-080875-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en afpersing, jeugddetentie opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval. De overval vond plaats op 21 maart 2021 in Dordrecht, waarbij de slachtoffers, een echtpaar, onder bedreiging van geweld en met gebruik van wapens, gedwongen werden om hun sieraden en bankgegevens af te geven. De verdachte, die op het moment van de overval net achttien jaar oud was, heeft samen met medeverdachten de woning betreden, de slachtoffers mishandeld en hen gedurende de nacht onder bedreiging vastgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte actief heeft deelgenomen aan de voorbereiding en uitvoering van de overval. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-080875-21
Datum uitspraak: 14 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een contactverbod met beide slachtoffers en een locatieverbod voor de [adres] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van wat onder 1 en 2 aan hem ten laste is gelegd. De verdachte heeft ter zitting weliswaar verklaard dat hij geweldshandelingen in de woning heeft gezien, maar hij heeft daarin geen wezenlijk aandeel gehad. Er is geen sprake geweest van medeplegen. Bij de beoordeling dient ook de persoon van de verdachte en de indruk die hij maakt, betrokken te worden.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangevers op 21 maart 2021 thuis waren in hun woning aan de [adres] . De aangeefster werd telefonisch benaderd door [naam 1] (de persoon van wie zij en haar man drugs afnamen). [naam 1] liet weten dat hij het geld dat hij van haar man had geleend wilde komen terugbrengen. Toen de aangeefster omstreeks 20:30 uur de deur open deed, zag zij niet [naam 1] , maar een persoon staan die zij kennen onder de bijnaam [bijnaam] . [bijnaam] hebben zij vaker samen met [naam 1] gezien. Achter [bijnaam] stonden twee personen die bivakmutsen droegen en messen in hun handen hadden.
Zij hebben de aangeefster gedwongen naar haar slaapkamer te gaan. Daar moest zij haar sieraden afdoen en werd haar gevraagd naar de inlogcodes van haar telefoon, haar bankpassen, de bijbehorende pincodes en de inlogcodes voor internetbankieren. De aangeefster is vastgebonden met tape, geblinddoekt, bedreigd en mishandeld. De aangever lag op het moment dat de mannen binnendrongen te slapen. Hij werd gewekt met een aantal klappen, er werd een teil koud water over hem gegooid en zijn handen werden met duct tape aan elkaar gebonden. Op een gegeven moment is de aangeefster naar de woonkamer gebracht waar ook haar man zich bevond. Daar zijn zij mishandeld en bedreigd, met het doel toegang te krijgen tot de bankrekening van de aangever. Daar zou namelijk een fors geldbedrag op staan, afkomstig uit een erfenis. Er werd onder meer gezegd dat zij dood gemaakt zouden worden en dat elke dag een vinger zou worden afgeknipt tot zij toegang hadden gegeven tot de bankrekening. Hierbij zijn messen tegen hun keel gezet, werd met een waterpomptang in het oor van aangever geknepen en werd een tang op de vingers van aangever geplaatst.
Omstreeks 20:50 uur heeft nog een aantal mensen de woning van de aangevers betreden, waaronder de verdachte. Hij heeft verklaard dat hij met nog twee andere personen bij de woning aankwam.
Een aantal uur daarna, tussen 23:00 uur en 23:30 uur, heeft medeverdachte [naam medeverdachte] de woning betreden. Uit de verklaring van [naam medeverdachte] blijkt dat de mededaders enkele minuten na zijn binnenkomst de woning hebben verlaten. Alleen de verdachte en [naam medeverdachte] bleven in de woning achter, met het doel de aangevers te bewaken. De verdachte en [naam medeverdachte] hebben de woning de volgende ochtend rond 06:30 uur verlaten, nadat zij erachter kwamen dat de aangever met zijn mobiele telefoon naar het toilet was gegaan. De politie is direct na de melding van de aangever ter plaatse gekomen en heeft beide verdachten daar aangehouden. Bij de verdachte zijn tiewraps, een bivakmuts en werkhandschoenen aangetroffen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij een persoon, die hij niet bij naam wenst te noemen, een paar dagen daarvoor op straat is tegengekomen en dat deze hem heeft gevraagd of hij tegen betaling op mensen zou willen passen. Een bedrag zou niet genoemd zijn, maar dit zou volgens de verdachte een ‘redelijk’ bedrag zijn. Nadat hij was opgehaald door zijn opdrachtgever zou hij voor de woning tiewraps, handschoenen en een bivakmuts hebben gekregen. De bivakmuts moest hij opdoen voordat ze de woning binnen zouden stappen. Eenmaal binnen in de woning zag hij twee vastgebonden mensen die werden mishandeld door anderen. Hij heeft aanvankelijk verklaard dat hij daar niet naar durfde te kijken. Hij zou zijn gaan zitten in de woonkamer en zou alleen gebruik hebben gemaakt van social media op zijn telefoon. Hij wilde eigenlijk de woning verlaten, maar uit angst voor represailles van zijn medeverdachten heeft hij dat niet gedaan. Op zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de medeverdachten wel geweld heeft zien gebruiken richting de aangevers, maar dat hij zelf niets heeft gedaan. Over de videofragmenten die op zijn telefoon zijn aangetroffen heeft de verdachte verklaard dat hij die heeft gemaakt en verzonden naar de opdrachtgever zodat die de situatie ter plaatse zou kunnen controleren nadat de anderen de woning hadden verlaten.
Beoordeling
In de telefoon van de verdachte is een Snapchat-groep met meerdere personen aangetroffen. Bij het ID van de verdachte staat
ownerhetgeen erop duidt dat hij die groepschat heeft aangemaakt. In die groepschat is gesproken over de voorbereidingen van de overval en er is gesproken over een tijdstip. Zo is er gesproken over het halen of meenemen van tiewraps, mondkapjes en een simkaart van Lebara. De verdachte heeft actief deelgenomen aan die chat.
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een gijzeling zou gaan plaatsvinden. Hij heeft zelfs via WhatsApp aan [naam 2] , een vriendin, laten weten dat hij twee à drie dagen niet bereikbaar zou zijn omdat er een gijzeling zou gaan plaatsvinden waar hij bij moest zijn.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de verdachte de woning heeft betreden nadat de overval al was begonnen. Hij heeft verklaard dat hij geweld en bedreigingen met geweld door de medeverdachten tegen de aangevers heeft waargenomen in de woning. De verdachte is daarna samen met een medeverdachte nog de hele nacht in de woning gebleven om de aangevers te bewaken.
Uit videofragmenten die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen blijkt dat hij gedurende die nacht zelf ook bedreigingen heeft geuit naar de aangevers. De verklaring die hij daarover heeft afgelegd, namelijk dat hij die filmpjes heeft moeten maken en moest verzenden naar de opdrachtgever, is niet aannemelijk geworden. Uit het onderzoek van de telefoon van de verdachte is niet gebleken dat hij die filmpjes heeft verzonden. Er is slechts gebleken dat de verdachte omstreeks 01:16 uur een videofragment naar zijn WhatAppcontact [naam 2] stuurt, waarop de verdachte met een bivakmuts en de vastgebonden aangever te zien zijn. Verder blijkt uit het dossier dat de filmpjes om 22:08 uur zijn gemaakt. Op dat moment was de medeverdachte [naam medeverdachte] nog niet in de woning. Daaruit kan worden afgeleid dat op dat moment nog niet alle andere verdachten de woning hadden verlaten, zodat op dat moment ook de noodzaak niet zou hebben bestaan deze filmpjes te maken en verzenden.
Gelet op al het voorgaande, komt de rechtbank tot de volgende conclusie. De verdachte heeft actief aan de voorbereiding van de woningoverval deelgenomen. Gedurende de overval heeft de verdachte waargenomen dat zijn medeverdachten geweld hebben gebruikt en dat zij de aangevers hebben bedreigd met geweld. Ook heeft de verdachte zelf bedreigingen geuit. Vervolgens heeft hij besloten de gehele nacht samen met een medeverdachte in de woning te blijven om de slachtoffers te bewaken en hen op deze wijze van hun vrijheid beroofd te houden. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering van de feiten.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 3 ten laste gelegde
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in
deperiode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in een woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van goederen, te weten sieraden en een horloge, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , en [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van haar bankpasjes, codes van bankapps van haar bankrekeningen en toegangscode van haar telefoon en de telefoon van [naam slachtoffer 2]
, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het dragen van bivakmutsen
en hetbetreden van de genoemde woning,
- het tonen van messen aan die [naam slachtoffer 1] ,
- het zetten van een mes op haar keel,
- het tegen [naam slachtoffer 1] zeggen dat ze zou doodgaan als ze niet meewerkte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- het gooien van water over haar,
- slaan op haar rug en been,
- vast tapen van haar polsen en benen,
- blinddoeken en
- dicht tapen van haar mond;
en
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, een ABN AMRO bankpas, die toebehoorde aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die bankpas zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen voornoemde woning te betreden,
- messen aan die [naam slachtoffer 1] te tonen,
- een mes op haar keel te zetten,
- te zeggen dat ze zou doodgaan als ze niet meewerkte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- water over haar
heente gooien,
- haar te slaan op haar rug en been,
- haar polsen en benen vast te tapen,
- haar te blinddoeken en
- haar mond dicht te tapen;
2.
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en ander
enwederrechtelijk te bevoordelen, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een goed, te weten een bankpas op naam van [naam slachtoffer 2] , toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de bij die bankpas behorende pincode alsmede een code voor het verkrijgen van toegang tot een bankrekening (op naam) van die [naam slachtoffer 2] middels internetbankieren,
- met bivakmutsen voornoemde woning heeft betreden,
- messen aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft getoond,
- een mes op/tegen de keel/hals van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft geduwd/gedrukt,
- gereedschap aan [naam slachtoffer 2] heeft getoond,
- [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft vast getaped ,
- water over/op die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft gegooid,
- [naam slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen/gestompt en geschopt/getrapt,
- [naam slachtoffer 1] op haar been en rug heeft geslagen,
- [naam slachtoffer 1] heeft geblinddoekt en de mond van [naam slachtoffer 1] heeft (af)getaped en
- [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd dat als zij niet zouden meewerken dood zouden worden gemaakt en/of de vingers van [naam slachtoffer 2] zouden worden afgeknipt, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht, in een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofden beroofd gehouden, door
- met bivakmutsen voornoemde woning te betreden,
- messen aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] te tonen,
- - [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] vast te tapen en/of vast te binden,
- water over/op die [naam slachtoffer 2] te gooien,
- [naam slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en lichaam te slaan/stompen en te schoppen/trappen,
-
- [naam slachtoffer 1] te blinddoeken en de mond van [naam slachtoffer 1] (af) te tapen .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3.
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen deelgenomen aan een woningoverval waarbij de aangevers in de avond van 21 maart 2021 zijn bedreigd en mishandeld met het doel om toegang te krijgen tot de bankrekening van de aangever. Op deze rekening zou een uit een erfenis ontvangen geldbedrag staan. Nadat de overige medeverdachten de woning hadden verlaten, is de verdachte samen met één medeverdachte in de woning gebleven tot de volgende ochtend om de slachtoffers te bewaken. Hij is, nadat zij het vermoeden kregen dat één van de slachtoffers de politie had gebeld, met de medeverdachte rond 6.30 uur vertrokken uit de woning. Voor de slachtoffers moet het zeer beangstigend zijn geweest om na te zijn mishandeld en bedreigd, een hele nacht vastgebonden en onder bewaking in hun woning te moeten doorbrengen.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers in hun eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Uit de verklaring die aangeefster tijdens de zitting heeft afgelegd blijkt dat zij en vooral ook haar man daar maanden na het feit nog dagelijks de gevolgen van ondervinden. De verdachte heeft weliswaar in woord spijt betuigd, maar de rechtbank ziet bij hem geen daadwerkelijk berouw. De verdachte lijkt, zoals hij dat eerder deed tegenover de politie, zich beter voor te doen teneinde een passende straf te ontlopen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2021. Op 24 juni 2021 is een aanvulling op dat reclasseringadvies opgemaakt. Deze rapporten houden – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte lijkt zijn leven redelijk op orde te hebben, waardoor het delictgedrag als zeer opvallend en zorgelijk dient te worden beschouwd. Er lijkt sprake te zijn van een (deels) negatief netwerk. Er zijn ook aanwijzingen dat de verdachte functioneert op een beneden-gemiddeld intelligentieniveau, hetgeen hem gevoelig maakt voor negatieve beïnvloeding. De verdachte kan moeilijk “nee” zeggen, waardoor een interventie gericht op de cognitieve vaardigheden is geïndiceerd. De verdachte volgt een MBO-4 studie en woont nog bij zijn ouders. Er lijkt sprake te zijn van een betrokken en steunend gezinssysteem, hetgeen mogelijk als protectieve factor kan dienen.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is sterk beïnvloedbaar, kan moeilijk nee zeggen en hij vertoont impulsief gedrag waarbij hij niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag of de haalbaarheid van zijn ideeën. De verdachte wekt de indruk dat hij nog redelijk afhankelijk is van zijn ouders.
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, niet te volgen.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding. De rechtbank ziet wel enige aanwijzing voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. De verdachte heeft immers een berekenende indruk gemaakt door zijn uitlatingen in het afgeluisterde telefoongesprek met [naam 3] op 24 april 2021. Daarnaast is ook het verschil in presentatie van de verdachte tijdens de behandeling op zitting en in de filmfragmenten in negatieve zin opgevallen. Daar staat echter tegenover dat de reclassering voldoende heeft onderbouwd waarom het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast. Gebleken is dat de verdachte nog een opleiding volgt, dat hij nog bij zijn ouders woont en ook deels nog van hen afhankelijk is. Daarnaast was de verdachte tijdens het plegen van de feiten net achttien jaar oud geworden. Gelet hierop zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank enkel het opleggen van jeugddetentie van aanzienlijke duur passend. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke straf achterwege te laten. Daarvoor bestaat echter geen aanleiding gelet op de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte te verplichten om zich na het ondergaan van de jeugddetentie te houden aan een avondklok of de leerstraf Tools4U uit te voeren. Ook tijdens zijn detentie zullen hem vaardigheden worden aangeleerd om de kans op recidive te verminderen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een contactverbod, een locatieverbod en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] (hierna [naam benadeelde 1] ): ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.600,- aan materiële schade, een vergoeding voor haar weggenomen mobiele telefoon (een Apple iPhone 6s) en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
Zij heeft tevens namens benadeelde partij [naam benadeelde 2] (hierna [naam benadeelde 2] ) een vergoeding gevorderd van € 5.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering aan immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Er is geen geestelijke schade door een arts vastgesteld en er bestaat te weinig causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de schade.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft voor zichzelf en namens haar man [naam benadeelde 2] ter zitting mondeling een vordering ingediend.
Vordering [naam benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor € 800,- aan contant geld dat uit de woning is gestolen, € 1.800,- dat is gepind na diefstal van het bankpasje en de afpersing van de pincode en een vergoeding voor de Apple iPhone 6s die uit de woning is gestolen. Hiernaast heeft zij een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat er na de diefstal van het bankpasje
€ 1.840,- van de bankrekening van [naam benadeelde 1] is gepind en dat er aangifte is gedaan van een gestolen telefoon. Die schade is een rechtstreeks gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten. De vordering voor zover die betrekking heeft op het gepinde bedrag zal daarom, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 1.800,-. Hierbij merkt de rechtbank op dat – ook al blijkt uit het dossier dat
€ 40,- meer van de bankrekening is weggenomen – het de rechtbank niet vrij staat om meer toe te wijzen dan de benadeelde partij heeft gevorderd.
De vervangingswaarde van de Apple iPhone 6s wordt geschat op € 50,-, zodat de vordering voor dit bedrag wordt toegewezen.
Het deel van de vordering dat ziet op de diefstal van contant geld uit de woning is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering ten aanzien van de materiële schade wordt dan ook toegewezen tot een bedrag van € 1.850,-.
Ten aanzien van de vordering voor immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder b. genoemd aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel, 2) door schade in zijn eer of goede naam of 3) op andere wijze.
Van de onder b.3) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld, zoals bijvoorbeeld een verklaring van een op dat vlak gespecialiseerde arts. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In de onderhavige zaak is van een dergelijke situatie overduidelijk sprake. De slachtoffers zijn in hun eigen woning overvallen, vastgebonden en geblinddoekt, mishandeld, bedreigd met de dood, bedreigd met marteling en ze zijn vervolgens een hele nacht tegen hun wil vastgehouden. Hieraan is slechts een eind gekomen doordat [naam benadeelde 2] kans zag om de politie te bellen. De door [naam benadeelde 1] gestelde nadelige gevolgen zijn hiermee een gegeven en een nadere verklaring van bijvoorbeeld een arts is niet noodzakelijk om te komen tot een voldoende onderbouwing van de schade. Ook het causaal verband tussen de gedragingen van de verdachten en de gevolgen voor de benadeelde partijen is hiermee onmiskenbaar aanwezig.
Het staat daarmee vast dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank stelt de schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Om praktische redenen – te weten in het licht van de hoofdelijke aansprakelijkheid van medeverdachte [naam medeverdachte] die alleen voor de vrijheidsbeneming wordt veroordeeld – stelt de rechtbank vast dat die schade tot een bedrag van € 3.500,- is veroorzaakt door de feiten 1 en 2 en tot een bedrag van € 1.500,- door de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 3).
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering [naam benadeelde 2]
Uit de onderbouwing van de mondeling ingediende vordering van benadeelde partij
[naam benadeelde 1] blijkt dat het voor haar en haar man [naam benadeelde 2] wegens omstandigheden niet mogelijk was om schriftelijke vorderingen in te dienen. Omdat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet zelf een vordering heeft ingediend en [naam benadeelde 1] hiertoe niet door hem was gemachtigd, zal hij in de vordering nietontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Omdat wel is vastgesteld dat ook de benadeelde partij [naam benadeelde 2] schade heeft geleden en omdat is gebleken dat hij prijs stelt op vergoeding van die schade, ziet de rechtbank aanleiding om ten aanzien van benadeelde partij [naam benadeelde 2] de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor een bedrag van € 5.000,- bestaande uit een vergoeding voor schade van € 3.500,- veroorzaakt door de feiten 1 en 2 en een bedrag van
€ 1.500,- voor schade veroorzaakt door de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 3).
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 6.850,-. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Oplegging van die maatregel ten aanzien van een bedrag van € 5.000,- wordt ook ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 45, 47, 57, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1]) en [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2]), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de [adres], gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt. De politie ziet toe op de handhaving van dit locatieverbod;
4. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting om een passende dagbesteding te hebben en te behouden in de vorm van scholing en/of (betaald) werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1, 2 en 3 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 6.850,- (zegge: zesduizend achthonderdvijftig euro), bestaande uit € 1.850,- aan materiële schade, € 3.500,- aan immateriële schade veroorzaakt door de feiten 1 en 2 en € 1.500,- aan immateriële schade veroorzaakt door
feit 3;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 6.850,-(hoofdsom,
zegge: zesduizend achthonderdvijftig euro); bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 6.850,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
69 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro); bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Bergen, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in een woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van goederen, te weten sieraden en een horloge, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van een of meer van haar bankpasjes, code(s) van bankapps van haar bankrekeningen en toegangscode van haar telefoon en de telefoon van [naam slachtoffer 2]
, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het dragen van bivakmutsen, binnendringen c.q. betreden van de genoemde woning,
- het tonen van een of meer messen aan die [naam slachtoffer 1] ,
- het zetten van een mes op haar keel,
- het tegen [naam slachtoffer 1] zeggen dat ze zou doodgaan als ze niet meewerkte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- het gooien van water over haar,
- slaan op haar rug en been,
- vasttapen van haar polsen en benen,
- blinddoeken en
- dichttapen van haar mond;
en
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in/uit een woning, gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, een ABN AMRO bankpas, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die bankpas zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmutsen voornoemde woning binnen te dringen, althans te betreden,
- een of meer messen aan die [naam slachtoffer 1] te tonen,
- een mes op haar keel te zetten,
- te zeggen dat ze zou doodgaan als ze niet meewerkte, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- water over haar te gooien,
- haar te slaan op haar rug en been,
- haar polsen en benen vast te tapen,
- haar te blinddoeken en
- haar mond dicht te tapen;
2.
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht in een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een goed, te weten een bankpas op naam van [naam slachtoffer 2] , geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een
de bij die bankpas behorende pincode alsmede een code voor het verkrijgen van toegang tot een bankrekening (op naam) van die [naam slachtoffer 2] middels internetbankieren,
- met bivakmutsen voornoemde woning is binnengedrongen, althans heeft betreden,
- een of meer messen aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft getoond,
- een mes op/tegen de keel/hals van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft geduwd/gedrukt,
- gereedschap aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft getoond,
- [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft vastgetaped en/of vastgebonden,
- water over/op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft gegooid,
- [naam slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en!of lichaam heeft geslagen/gestompt en geschopt/getrapt,
- [naam slachtoffer 1] op haar been en/of rug heeft geslagen,
- [naam slachtoffer 1] heeft geblinddoekt enlof de mond van [naam slachtoffer 1] heeft (af)getaped en
- [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd dat als zij niet zouden meewerken dood zouden worden gemaakt en/of de vingers van [naam slachtoffer 2] zouden worden afgeknipt, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 21 maart 2021 tot en met 22 maart 2021 te Dordrecht, in een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- met bivakmutsen voornoemde woning binnen te dringen, althans te betreden,
- messen aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te tonen,
- een mes op/tegen de keel/hals van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] te duwen/drukken,
- gereedschap aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te tonen,
- [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft vast te tapen en/of vast te binden,
- water over/op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te gooien,
- [naam slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en te schoppen/trappen,
- [naam slachtoffer 1] op haar been en/of rug te slaan,
- [naam slachtoffer 1] te blinddoeken enlof de mond van [naam slachtoffer 1] (af) te tapen en
- [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] de woorden toe te voegen dat als zij niet zouden meewerken dood zouden worden gemaakt en/of de vingers van [naam slachtoffer 2] zouden worden afgeknipt, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.