ECLI:NL:RBROT:2021:6722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
17.1517 EA en 17.1519 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling in het kader van de kinderopvangtoeslagaffaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren, die zich als slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire hebben aangemeld bij de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren tekort zijn geschoten in hun verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling, waaronder het niet voldoen aan de afdrachtsverplichting en het ontstaan van nieuwe schulden. De bewindvoerder heeft op 18 december 2020 verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling, en op 19 maart 2021 is de rechtbank geïnformeerd over de aanmelding van de schuldenaren als gedupeerden. Tijdens de zitting op 9 april 2021 is de situatie besproken, waarbij de schuldenaren hebben aangegeven dat zij zelf hun financiële zaken willen regelen en dat zij slechte ervaringen hebben met hun eerdere budgetbeheerder. De rechtbank heeft besloten om de termijn van de schuldsaneringsregeling met achttien maanden te verlengen, met de voorwaarde dat de schuldenaren zich onder beschermingsbewind blijven stellen. Dit biedt hen de kans om hun financiële situatie te verbeteren en de achterstanden in te lopen. De rechtbank heeft benadrukt dat de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft, en dat de schuldenaren gedurende de verlenging alleen de minimale boedelbijdrage verschuldigd zijn. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de schuldenaren en hun wens om een laatste kans te krijgen om hun problemen op te lossen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
wijziging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 16 april 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 september 2017 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1] en [naam 2] ,
[adres]
[woonplaats] ,
Respectievelijk: schuldenaar en schuldenares, gezamenlijk: schuldenaars,
bewindvoerder: N. Pavljasevic.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 18 december 2020 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de (reeds eerder met zes maanden verlengde) schuldsaneringsregeling.
Op 19 maart 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat schuldenaren als gedupeerde in de kinderopvangtoeslag-affaire zijn aangemeld bij de Belastingdienst.
Op 29 maart 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
Op 2 april 2021 hebben schuldenaars, mede bij monde van hun advocaat, schriftelijk een standpunt ingenomen omtrent te geconstateerde tekortkomingen en een voorstel gedaan om deze in te lopen.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 9 april 2021. Ter zitting zijn verschenen;
  • schuldenaars;
  • bewindvoerder;
  • de heer mr. M.J. de Jongh, werkzaam bij Claves Advocaten;
  • de heer [naam 3] , werkzaam bij Erasmus Bewindvoering, beschermingsbewindvoerder.
Bij brief van 12 april 2021 heeft schuldenares haar (aanvullende) standpunt met betrekking tot het (voortduren van het) beschermingsbewind aan de rechtbank doen toekomen. De bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder zijn hierover in kennis gesteld.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft zich in zijn laatste stand van zaken op het standpunt gesteld dat er verschillende tekortkomingen zijn, die aan verlening van de schone lei in de weg staan. De tekortkomingen zijn ook groter geworden sinds het vonnis van 24 september 2020, toen de regeling met zes maanden werd verlengd teneinde schuldenaars in staat te stellen beschermingsbewind aan te vragen en een begin te maken met het inlossen van hun nieuwe schulden en het inlopen van de achterstanden in de boedelafdrachten. Er is nu sprake van een tekortkoming in de informatieverplichting en in de afdrachtsverplichting van € 7.396,95.
De nieuwe schuld aan CZ bedraagt thans nog € 5.183,36, daarmee lijkt de getroffen betalingsregeling ad € 100,00 per maand niet te zijn nagekomen. Van de schuld aan ABBW Kinderopvang staat nog € 1.352,25 open. Sinds de eindzitting hebben schuldenaars de bewindvoerder niet meer geïnformeerd over het inlopen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden, geen boedelafdrachten verricht om de boedelachterstand in te lossen en niet de minimale boedelbijdrage voor het bewindvoerderssalaris overgemaakt naar de boedelrekening.
Daarnaast heeft de bewindvoerder aangegeven dat er sinds de eindzitting weer een nieuwe schuld is ontstaan van € 5.173,60 aan Smallsteps Kinderopvang. De bewindvoerder heeft geconcludeerd dat er op dit moment een totaalbedrag van (ten minste) € 10.356,96 aan nieuwe schulden openstaat.
Verder heeft de bewindvoerder in zijn laatste stand van zaken aangegeven dat schuldenaars zijn aangemeld bij de Belastingdienst als slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire.
Daarnaast heeft de bewindvoerder gesteld dat er nog geen uitsluitsel is met betrekking tot het hoger beroep dat aanhangig is bij de Centrale Raad van Beroep. Dit beroep is ingesteld tegen (de afwijzing van het bezwaar tegen) de afwijzing van de WIA-aanvraag van schuldenares. Indien de WIA aanvraag met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend, kunnen daarmee mogelijk (deels) de boedelachterstand en de nieuwe schulden worden ingelost, aldus de bewindvoerder.
Ter zitting heeft de bewindvoerder zich naar aanleiding van het door schuldenaars opgestelde plan om de schulden en achterstanden in te lopen, op het standpunt gesteld dat hij zich in beginsel kan vinden in een verlenging maar dat het niet haalbaar is om alle tekortkomingen in te lopen in 18 maanden. Er zal dan nog een restschuld van ongeveer € 3.500 resteren. Mogelijk hoeft dat dan niet in de weg te staan aan een schone lei als voor het overige alle verplichtingen goed zijn nagekomen.
Schuldenaars hebben ter zitting verklaard dat zij mogelijk slachtoffer zijn van de toeslagenaffaire en dat zij zich als gedupeerde bij de Belastingdienst hebben aangemeld. Of schuldenaars recht hebben op compensatie/schadevergoeding wordt thans door de Belastingdienst onderzocht. Schuldenaars verwijzen naar een recent bericht dat de Belastingdienst wellicht van plan is om de schulden van mensen over te nemen en deze vervolgens op nihil te stellen. Ter zitting hebben schuldenaars zich voorts op het standpunt gesteld dat zij verlenging van de regeling wensen zonder onder beschermingsbewind te staan. Zij hebben slechte ervaringen met hun eerdere budgetbeheerder. Schuldenares heeft inmiddels betaald werk gevonden en zij kunnen en willen nu zelf de financiële zaken regelen. Schuldenaars geven aan dat de door de bewindvoerder genoemde schulden niet het afgelopen half jaar (na de verlenging) zijn ontstaan. Het zijn schulden van een eerdere datum, maar wel van na aanvang van de schuldsaneringsregeling.
De advocaat van schuldenaars heeft zich op het standpunt gesteld dat de regeling verder verlengd dient te worden zodat schuldenaars de boedelachterstand en de nieuwe schulden kunnen inlossen. Hiertoe heeft hij gesteld dat de eerste verlenging was verleend om het gezinsinkomen te verhogen en beschermingsbewind in te stellen. Deze doelstellingen zijn behaald waardoor verdere verlenging geoorloofd is. Volgens de bewindvoerder zijn er 22 maanden nodig om de boedelachterstand en de nieuwe schulden in te lopen indien het beschermingsbewind wordt gehandhaafd. Aangezien de regeling nog maximaal met 18 maanden verlengd kan worden, is dit niet haalbaar. De advocaat heeft voorts aangegeven dat dit wel haalbaar is als het beschermingsbewind stop wordt gezet (gelet op de kosten daarvan ad € 185,74 per maand). Zonder beschermingsbewind hebben schuldenaars een ruime afloscapaciteit van ongeveer € 1065,- per maand, waarmee zij in 18 maanden alle schulden en achterstanden kunnen inlopen.
Voorsts heeft de advocaat het standpunt van schuldenaars met betrekking tot de kinderopvangtoeslagaffaire ondersteund. Indien het komt tot een uitkering dan dient die schadevergoeding gebruikt te worden om de boedelachterstand en de nieuwe schulden mee in te lossen, aldus de advocaat.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting aangegeven dat hij, sinds zijn aanstelling in december 2020, bezig is geweest om de financiële situatie in kaart te brengen en een aantal kleinere schulden die tijdens de (verlengde) regeling waren ontstaan, af te lossen. Hij zal, nu dat gebeurd is en de opstartfase is doorlopen, afspraken voor betalingsregelingen gaan maken met de resterende schuldeisers. Hij zal tevens bijzondere bijstand gaan aanvragen voor de kosten van het beschermingsbewind. Hij acht het onverstandig om de regeling te verengen zonder beschermingsbewind, gelet op de nieuwe schulden die gedurende de regeling zijn ontstaan. Nu mevrouw een baan heeft gevonden acht hij het wel haalbaar dat de schulden en achterstanden met een verlenging van 18 maanden worden ingelopen.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt schuldenaars in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 147.681,76 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dienen schuldenaars gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, hun inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaars wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaars toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de afdrachtsverplichting en de verplichtingen om geen nieuwe bovenmatige schulden te laten ontstaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat er gedurende de regeling twee toerekenbare tekortkomingen in
de nakoming van de regeling zijn ontstaan. Vast is immers komen te staan dat er gedurende de regeling een boedelachterstand van € 7.396,95 en nieuwe bovenmatige schulden voor een bedrag van € 11.709,21 (inclusief ABBW Kinderopvang) zijn ontstaan . Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaars niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar het eerdere vonnis van 24 september 2021.
De regeling is naar aanleiding van de eerste eindzitting met een periode van zes maanden verlengd om schuldenaars in gelegenheid te stellen om beschermingsbewind in te stellen en de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lossen. Sinds de vorige eindzitting is er echter niet ingelost op de betalingsachterstand en de nieuwe schulden. Er is zelfs een nieuwe schuld bijgekomen van € 5.173,60 aan Smallsteps Kinderopvang, terwijl de boedelachterstand verder is opgelopen (doordat het bewindvoerderssalaris niet is afgedragen). De nieuwe schuld aan Smallsteps bleek achteraf al te bestaan ten tijden van de eerste eindzitting maar is niet gemeld aan de rechtbank (en was destijds ook niet bekend bij de bewindvoerder).
Niettemin zijn er ook positieve ontwikkelingen. Uit de stukken en hetgeen verhandeld is ter zitting blijkt dat schuldenaars sinds 8 december 2020 onder beschermingsbewind staan en de schuldenares ondanks de (medische) beperkingen die zij ervaart een baan heeft gevonden. In zoverre hebben schuldenaars zich wel gehouden aan de voorwaarden die bij het eerdere vonnis zijn gesteld aan verdere verlenging.
Voorts is vast komen te staan dat schuldenaars zich hebben aangemeld als slachtoffers in de kinderopvangtoeslag-affaire. Op dit moment is het nog niet bekend of schuldenaars in aanmerking komen voor een schade-uitkering in het kader van de kinderopvangtoeslag-affaire. Evenmin is duidelijk of de regeling, die vanuit de overheid wordt getroffen ten aanzien van de slachtoffers, de strekking van een algehele kwijting van alle overheids (en/of private) schulden zal hebben (zoals schuldenaar hebben vernomen). Besproken is dat een eventuele schade-uitkering in het kader van de kinderopvangtoeslag-affaire conform de uitgangspunten van Recofa en gelet op de ontstaansdatum in de boedel valt. Deze uitkering kan (met dat uitgangspunt) dan ook niet kan worden aangewend ter inlossing van de betalingsachterstand en de nieuwe schulden. Alhoewel de belasting- en toeslagenschulden een flink deel uitmaken van de totale schuldenlast (bijna € 98.000), moet bovendien worden vastgesteld dat daarnaast ook nog een flinke som aan schulden aan private schuldeisers resteert, die onder het toepassingsbereik van de lopende schuldsaneringsregeling vallen.
Vast staat dan ook, dat het een flinke opgave zal zijn om de vastgestelde tekortkomingen (van in totaal meer dan € 19.000) middels een (maximale) verlenging van de regeling in te lopen. Het betekent dat er helemaal niets meer fout kan gaan (en dus ook dat schuldenaren beiden hun baan moeten behouden). Daarbij merkt de rechtbank op dat een eventuele met terugwerkende kracht toegekende WIA-uitkering, niet (althans zeker niet zonder meer) kan worden ingezet om de achterstanden in te lopen (het betreft in beginsel inkomsten die ook op die wijze binnen het vrij te laten bedrag dienen te worden beschouwd).
Gelet op de uitdrukkelijke wens van schuldenaars om nog een kans te krijgen om de problemen op de lossen, hun concrete voorstel ter zake en met inachtneming van het standpunt van de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder, ziet de rechtbank toch aanleiding om schuldenaars een laatste kans te bieden hun tekortkomingen te herstellen. De rechtbank zal daarom de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengen met een periode van achttien maanden.
De rechtbank zal hieraan de voorwaarde verbinden dat schuldenaars zich gedurende de verlenging onder beschermingsbewind gesteld houden. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang hierbij gegeven, nu is gebleken dat schuldenaars eerder gedurende de regeling niet zelfstandig aan hun afdrachtsverplichtingen hebben voldaan en ook aanzienlijke nieuwe schulden hebben laten ontstaan. Zij bleken ook tijdens de eerdere verlengingszitting niet het volledige overzicht te hebben over hun schulden (waardoor de in te lopen nieuwe schulden nu hoger uitvallen dan bij de eerdere verlenging als uitgangspunt gold). De beschermingsbewindvoerder heeft voorts ter zitting verklaard dat hij zich zal inspannen om bijzondere bijstand toegekend te krijgen voor de kosten, zodat de afloscapaciteit van schuldenaars niet wordt verkleind als gevolg van het beschermingsbewind. Mocht dit niet lukken en mocht als gevolg (uitsluitend) hiervan na afloop van de 18 maanden er nog een (beperkte) restschuld resteren, dan heeft de bewindvoerder reeds aangegeven dat dit waarschijnlijk niet tot een advies voor beëindiging zonder schone lei zal hoeven te leiden.
Gedurende de verlenging zullen schuldenaars slechts de minimale boedelbijdrage (het bewindvoerdersalaris) verschuldigd zijn van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag. De resterende afloscapaciteit dienen zij in te zetten voor het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden. Gedurende de verlenging zal de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing zijn. De informatieverplichting zal gedurende de verlenging beperkt zijn tot het verstrekken van informatie omtrent het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken zal gedurende de verlenging onverkort van kracht zijn. Tijdens het behandeling ter terechtzitting hebben schuldenaars met deze verlenging ingestemd.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaars tijdens de verlenging verkrijgen in de boedel vallen.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze vijf jaar bedraagt en daarmee eindigt op 21 september 2022;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
 de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing is;
 de boedelbijdrage beperkt is tot betaling van het bewindvoerdersalaris en dat de afloscapaciteit voor het overige kan en moet worden ingezet voor het aflossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden;
 de informatieverplichting beperkt is tot het informeren over hun financiële situatie (waaronder: het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden en de afwikkeling van hun aanvraag in het kader van de kinderopvangtoeslag-affaire);
 de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft;
 schuldenaars zich onder beschermingsbewind gesteld dienen te houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.