ECLI:NL:RBROT:2021:6717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
16/1074 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens schending van verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. De bewindvoerder heeft op 17 februari 2021 verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn nieuwe dienstverband niet had gemeld en zijn salaris op een leefgeldrekening had laten storten, wat in strijd was met de afspraken. Tijdens de zitting op 17 maart 2021 is de schuldenaar gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende zicht was op het inlopen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden. De rechtbank heeft de schuldenaar eerder een kans gegeven om zijn tekortkomingen te herstellen, maar deze kans is niet benut. De rechtbank heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid sub c, d en e van de Faillissementswet. Tevens is er een curator aangesteld en is er een postblokkade ingesteld. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 4.351,63.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 maart 2021
Bij deze rechtbank van 29 juli 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: T.P.F. Eisses, vertegenwoordigd door B. Husse,
Advocaat: mr. J. van den Ende,
Beschermingsbewindvoerder: [naam 2]

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris op 17 februari 2021 verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 19 februari 2021 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 1 maart 2021 aan de rechtbank de laatste stand van zaken verzonden.
De bewindvoerder, schuldenaar, zijn advocaat en zijn beschermingsbewindvoerder zijn gehoord ter terechtzitting van 17 maart 2021.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De rechtbank verwijst met betrekking tot de gemaakte afspraken gedurende de verlenging naar het vonnis van de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van 27 november 2019.
Standpunt bewindvoerder
Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder het volgende aangevoerd. De regeling van schuldenaar is verlengd met (in totaal) 24 maanden. Met de verlenging werd schuldenaar de gelegenheid geboden om zijn nieuwe schulden en de boedelachterstand in te lopen. Gedurende de verlenging, vanaf december 2019, is schuldenaar geen reguliere afdracht meer verplicht, maar dient hij zijn besteedbare financiële ruimte aan te wenden om de boedelachterstand in te lopen en (maandelijks) het bewindvoerderssalaris te voldoen.
Tot halverwege 2020 werd met circa € 300,-- per maand ingelopen op de boedelachterstand. Nadien werd nog slechts twee maal met € 100,-- ingelopen. De beschermingsbewindvoerder betaalt thans enkel het bewindvoerderssalaris, nu het budget van schuldenaar – er wordt een uitkering in het kader van de Participatiewet ontvangen – het niet toe zou laten om aflossingen te verrichten. Schuldenaar heeft meermaals verklaard een dienstbetrekking te hebben gevonden, waarmee zijn inkomen zou stijgen en aflossing op de achterstand weer mogelijk is. Tot heden is niet gebleken dat een dienstverband ook daadwerkelijk aanving of ook na de proeftijd werd voortgezet. Er is dan ook geen zicht op extra aflossingen aan de boedel. Schuldenaar blijkt niet in staat de resterende nieuwe schulden van in totaal € 5.459,30 en de geschatte boedelachterstand van € 3.124,24 voor het einde van de regeling in te lopen.
Ter ziting heeft de bewindvoerder hieraan toegevoegd dat schuldenaar de informatieplicht heeft geschonden door zijn nieuwe dienstverband vanaf medio februari 2021 niet te melden. Daarnaast heeft schulenaar zijn afdrachtverplichting geschonden door het ontvangen salaris op zijn leefgeldrekening te laten storten, zonder zijn beschermingsbewindvoerder hierover te informeren, en het ontvangen salaris vervolgens uit te geven zonder het boven het vrij te laten inkomen genoten bedrag af te dragen aan de boedel.
Standpunt schuldenaar
Schuldenaar, althans zijn advocaat, heeft verklaard dat schuldenaar een uitkering genoot onder de Participatiewet, die geen ruimte gaf voor afdrachten aan de boedel. Vervolgens heeft hij in 2020 wel weer werk gevonden, maar die baan was niet wat bij hem paste waardoor hij wederom een beroep heeft moeten doen op een uitkering. Sinds 15 februari 2021 heeft schuldenaar een nieuwe dienstverband. Schuldenaar is zich van bewust dat hij de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling heeft geschonden; hij was gefrustreerd over het gebrek aan voortgang van de sanering van zijn schulden. Echter zou hij alsnog de kans willen krijgen om zijn schuldsaneringsregeling voort te zetten en de mogelijkheid te behouden op een schone lei. Schuldenaar is in staat om met zijn huidige salaris de boedelachterstand in te lopen en daarvoor dient een plan gemaakt te worden. Voor aflossing van de nieuwe schulden voor afloop van de regeling ziet schuldenaar geen mogelijkheden.
Standpunt beschermingsbewind
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat de samenwerking niet goed verloopt. Zij is pas daags voor de zitting op de hoogte gesteld door de advocaat van schuldenaar over de nieuwe baan en de inkomsten daaruit zijn in strijd met de afspraken door schuldenaar naar zijn leefgeldrekening geleid, terwijl deze op de beheerrekening hadden moeten worden ontvangen. De bewindvoerder is echter bereid schuldenaar een kans te geven. Zij ziet kansen om een nieuw plan op te stellen om de boedelachterstand in te lopen. Voor aflossing van de nieuwe schulden voor afloop van de regeling ziet ook de beschermingsbewindvoerder geen mogelijkheden.
Schuldenaar heeft tijdens de ontvangst van de inkomsten uit arbeid ook een Participatiewet-uitkering ontvangen, waardoor de beschermingsbewindvoerder een terugvordering van de Participatiewet-uitkering verwacht.

3.De beoordeling

Aan de orde is of de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tussentijds moet worden beëindigd, vanwege het niet naar behoren nakomen van de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en/of e van de Faillissementswet (hierna: Fw).
Tijdens de eindzitting d.d. 19 november 2019 heeft de rechtbank aan schuldenaar, middels een verlenging van de schuldsaneringsregeling, een extra kans gegeven de schuldsaneringsregeling met goed gevolg te beëindigen. Gedurende de verlenging van de schuldsaneringsregeling geldt:
- geen arbeids- en sollicitatieverplichting;
- de afdrachtverplichting is beperkt tot het betalen van het bewindvoerderssalaris en de afloscapaciteit voor het overige gebruikt dient te worden voor het aflossen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden ten bedrage van totaal € 15.620,59
- de informatieverplichting beperkt is tot het informeren over het inlossen van
de boedelachterstand en de nieuwe schulden;
- de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van
toepassing blijft.
Alhoewel schuldenaar in het velengingsvonnis is vrij gesteld van de arbeids- en sollicitatieverplichting is het duidelijk dat de rechtbank schuldenaar in de gelegenheid heeft gesteld om de bij de eindzitting geconstateerde tekortkomingen, meer specifiek de afdrachtsverplichting en het ontstaan van nieuwe schulden, te herstellen zodat schuldenaar in aanmerking zou kunnen blijven komen voor een schone lei. Schuldenaar heeft met zijn beschermingsbewindvoerder de rechtbank ook verzocht om voor herstel binnen de maximale verlengingstermijn in aanmerking te komen aan de hand van een afbetaalplan.
Schuldenaar is het betaalplan niet nagekomen. Of het einde van de arbeidsovereenkomst aan schuldenaar is te verwijten is niet vast te stellen, maar vast staat wel dat schuldenaar een baan heeft laten lopen vanwege zijn opvatting dat deze baan niet bij hem paste. Element van deze verlenging is toch dat schuldenaar zich minst genomen zal blijven inspannen voor betaalde werkzaamheden zodat hij de (zware) aflossingsverplichting die behoort bij het afbetaalplan zal kunnen nakomen. Een baan laten lopen is daarmee in strijd.
De rechtbank laat bij haar beslissing zwaar mee wegen dat schuldenaar heeft verzwegen dat hij een nieuwe dienstverband heeft. Daarbij heeft hij zijn salaris laten storten op zijn leefgeldrekening. Dat is in strijd met de afspraken met zijn beschermingsbewindvoerder en in strijd met de voorwaarden waaronder de regeling in het belang van schuldenaar werd verlengd. En daarnaast heeft hij er vervolgens zelfs voor gekozen om het salaris niet te reserveren maar uit te geven. Het salaris had gebruikt kunnen worden om de nieuwe schulden en de boedelachterstand in te lopen. Tenslotte is er waarschijnlijk een nieuwe schuld ontstaan bij de uitkering verstrekkende gemeente Rotterdam.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na de behandeling van de eerdere voordracht tot tussentijdse beëindiging van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. Schuldenaar is een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
De verplichtingen moesten in het vervolg door schuldenaar stipt worden nagekomen, om een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen. Daarmee heeft de rechtbank schuldenaar al een kans gegeven om zijn tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te herstellen. Schuldenaar heeft die kans niet aangegrepen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bovendien niet aannemelijk dat de boedelachterstand en de nieuwe schulden voor het einde van de schuldsaneringsregeling kunnen worden voldaan.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid sub c, d en e Fw.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.351,63;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. B.A. Cnossen,
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. A.A. Dadzie, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.