ECLI:NL:RBROT:2021:6716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
10/041522-21 vordering TUL VV: 16/167326-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en oplegging van ISD-maatregel voorwaardelijk

Op 27 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 14 februari 2021 ingebroken in een supermarkt in Rotterdam. Hij had een ruit van de winkel vernield met een steen en vervolgens bierflesjes en schoonmaakmiddelen gestolen. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met specifieke voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte een strafblad had met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en dat hij ten tijde van het delict in een proeftijd liep.

De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank oordeelde dat, gezien de recidive en de alcoholproblematiek van de verdachte, deze maatregel noodzakelijk was om herhaling van delictgedrag te voorkomen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de rechtbank de ISD-maatregel als een laatste kans voor de verdachte beschouwde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/041522-21
Parketnummer vordering TUL VV: 16/167326-20
Datum uitspraak: 27 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
verblijvende op het adres [adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, advocaat te Beek.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling, meewerken aan het zoeken naar passende huisvesting, ook als dat inhoudt begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en meewerken aan middelencontroles en begeleiding, een en ander zoals de reclassering heeft geadviseerd;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 16/167326-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 14 februari 2021 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit supermarkt [naam supermarkt] (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen bierflesjes en bierblikjes en schoonmaakmiddelen,
dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan voornoemde [naam supermarkt], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft ingebroken in een supermarkt. Hij heeft met een steen een ruit van de winkel vernield om binnen te kunnen komen en vervolgens bier en schoonmaakmiddelen gestolen.
Dit is een hinderlijk feit, dat niet alleen financiële schade meebrengt, maar ook voor ergernis en overlast zorgt voor de eigenaar van de winkel en het winkelpersoneel.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij onvoldoende respect heeft voor de eigendommen van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 mei 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten. Sinds 2019 heeft hij een toereikend inkomen vanuit werk. Een financiële motivatie lijkt daarom niet de grootste drijfveer te zijn geweest voor het plegen van het ten laste gelegde feit. Er lijkt sprake te zijn van een patroon van pro-criminele delictgedragingen in het verleden waardoor de verdachte, mede ontremd door alcohol, is vervallen in het maken van een verkeerde keuze. Daarnaast lijkt het de verdachte te ontbreken aan iemand aan wie hij hulp kan vragen en die hem op een positieve manier kan ondersteunen om geen delicten meer te plegen. Ook ontbreekt het hem aan stabiele huisvesting in de periode dat hij niet voor zijn werk aan boord van een schip is. De verdachte erkent dat het gebruik van alcohol delictgerelateerd en recidiveverhogend voor hem is. Hij heeft vrijwillig hulp gezocht bij Inforsa. De kans op herhaling wordt ingeschat als gemiddeld,
Begeleiding en behandeling teneinde het risico op herhaling terug te dringen zijn nodig. Vanwege het pro-criminele gedragspatroon en de alcoholproblematiek wordt geadviseerd om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij Reclassering Inforsa, het volgen van een ambulante behandeling bij Inforsa en meewerken aan het zoeken naar passende huisvesting, ook als dat inhoudt begeleid wonen of maatschappelijke opvang, middelencontroles om het middelengebruik te beheersen en begeleiding in de vorm van een buddy, maatje of maatschappelijk werker.
Hoewel de houding van de verdachte jegens een verplicht begeleidingstraject in het verleden wisselend is geweest en hij begeleiding in een strafrechtelijk kader nooit geheel heeft doorlopen, lijkt er nu een verandering in zijn motivatie te zijn. Een voorwaardelijke ISD-maatregel met de genoemde voorwaarden kan als een laatste kans worden ingezet om tot recidivevermindering en gedragsverandering te komen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan de formele vereisten is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf, taakstraf, maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen. Gelet op zijn veelvuldige recidive en nog altijd aanwezige alcoholproblematiek moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarnaast is het punt bereikt dat de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, omdat de verdachte ondanks de opgelegde straffen steeds weer opnieuw overlast en schade veroorzaakt.
Het opleggen van een ISD-maatregel wordt evenwel als een uiterst middel gezien, waartoe in beginsel slechts wordt besloten als alle mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering nog een laatste mogelijkheid ziet om de verdachte te begeleiden. Gelet hierop en gezien de huidig gemotiveerde houding van de verdachte op de terechtzitting om met begeleiding door de reclassering zijn leven goed op orde te krijgen, geeft de rechtbank, zoals de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsvrouw heeft bepleit, de verdachte een allerlaatste kans en zal de rechtbank de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte heeft tijdens de behandeling op de terechtzitting verklaard akkoord te zijn met deze voorwaarden.
Alles afwegend wordt het opleggen van de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm passend en geboden geacht.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 juli 2020 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte ter zake van diefstal en huisvredebreuk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 11 december 2020.
8.2.
Standpunten
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel worden gelast. De rechtbank ziet echter, net als de officier van justitie en de verdediging, in de op te leggen ISD-maatregel reden die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging af te wijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de na te melden voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Inforsa, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering en zorgverlener nodig vinden;
de veroordeelde zal meewerken aan het zoeken naar een voor hem passende huisvesting, ook als dat inhoudt begeleid wonen of maatschappelijke opvang; indien de veroordeelde terecht kan in een begeleide woonvorm of bij de maatschappelijke opvang, zal hij zich houden aan de huisregels die daar gelden;
de veroordeelde zal meewerken aan controles van het gebruik van alcohol door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om het middelengebruik te beheersen; de reclassering en Inforsa bepalen hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal meewerken aan begeleiding in de vorm van een buddy (een maatje of maatschappelijk werker) en zich inspannen om dit traject te laten slagen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2020 (parketnummer 16/167326-20) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2021.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 14 februari 2021 te Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit supermarkt [naam supermarkt]
(gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een of meerdere
bierflesje(s) en/of bierblikje(s) en/of schoonmaakmiddel(en), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
voornoemde [naam supermarkt], waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming.