ECLI:NL:RBROT:2021:6687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
10/741019-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met gebruik van een mes door een minderjarige

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee aangeefsters. De feiten vonden plaats op 8 februari 2020 te Rotterdam, waar de verdachte en de medeverdachte zonder enige aanleiding de slachtoffers hebben mishandeld. Tijdens de mishandeling werd ook een mes getoond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur en een leerstraf van 40 uur, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen strafblad en ontvangt behandeling bij een instelling voor jeugdzorg. De rechtbank heeft geadviseerd om een taakstraf op te leggen, waarbij de verdachte zich moet houden aan bepaalde voorwaarden, zoals het volgen van onderwijs en het melden bij de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd en de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/741019-20
Datum uitspraak: 13 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uur met aftrek van voorarrest voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte naar school blijft gaan of voor een dagbesteding zorgt;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf So Cool regulier voor de duur van 40 uur.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 08 februari 2020 te Rotterdam openlijk, te weten, op/aan de Diergaardesingel, , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] door
- achter die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] aan te rennen en
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat ze haar gingen slaan, en
- aan die haren van die [naam slachtoffer 1] te trekken en
- om die [naam slachtoffer 1] heen te gaan staan en
- die [naam slachtoffer 1] meermalen in haar buik te trappen en- die [naam slachtoffer 1] meermalen op het hoofd, te slaan en- die [naam slachtoffer 2] meermalen tegen het lichaam te slaan en
- die [naam slachtoffer 2] in haar buik te trappen en
- met een mes, te zwaaien .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Zij heeft samen met de medeverdachte zonder enige aanleiding de twee aangeefsters mishandeld. Daarbij is door de medeverdachte een mes getoond. De verdachte heeft door haar handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ook moet dit voor de slachtoffers een zeer angstige ervaring zijn geweest. Feiten als deze dragen bij aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 10 maart 2021 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport en de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 juli 2020 en 9 april 2021. Hieruit komt naar voren dat de kans op herhaling wordt ingeschat op 'Midden'. De verdachte ontvangt reeds behandeling bij MFC (Yulius), waar zij ook onderwijs krijgt. Zij werkt hier aan het accepteren van gezag, reguleren van emoties en versterken van haar zelfbeeld. Desondanks is de Raad van mening dat inzetten op zowel begeleiding (gericht op het versterken van een prosociaal netwerk en positieve schoolgang) als vaardigheidstraining de kans op herhaling verder kan laten afnemen. Wat de verdachte leert tijdens een vaardigheidstraining kan versterkt worden binnen de dagbehandeling van MFC. Geadviseerd wordt om een taakstraf, bestaande uit een deels voorwaardelijke werkstraf en een leerstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich dient te melden bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering
.
[naam], werkzaam als jeugdreclasseerder bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft zich aan de afspraken gehouden en heeft zich open gesteld voor begeleiding. De verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt in haar gedrag. [naam] kan zich vinden in het advies van de Raad.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Gezien de ernst van het feit en gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf en een leerstraf van na te noemen duur opleggen. Nu de jeugdreclassering begeleiding noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorgenomen werkstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2], ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een bedrag van € 1.300,- aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een bedrag van € 1.400,- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Beide vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd. Bovendien is aan de verdachte niet de diefstal van de telefoons ten laste gelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich net als de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De behandeling van de vorderingen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
12 (twaalf) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
6 (zes) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op één jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So Cool regulier van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 08 februari 2020 te Rotterdam
openlijk, te weten, op/aan de Diergaardesingel, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
door
- achter die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] aan te rennen en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat ze haar gingen slaan, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- aan die haren van die [naam slachtoffer 1] te trekken en/of
- om die [naam slachtoffer 1] heen te gaan staan en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen haar buik te schoppen en/of te trappen en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan
en/of te stompen
- die [naam slachtoffer 2] meermalen in/op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [naam slachtoffer 2] in/op/tegen haar buik te schoppen en/of te trappen en/of
- ( met) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te zwaaien en/of
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te
tonen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht