ECLI:NL:RBROT:2021:6686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
10/041416-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling en vrijspraak voor brandstichting in jeugdinrichting

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt was geplaatst. De verdachte werd beschuldigd van vernieling en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 11 februari 2021 opzettelijk en wederrechtelijk meerdere goederen in de jeugdinrichting heeft vernield. De verdachte heeft dit feit bekend, waardoor de rechtbank dit zonder nadere motivering bewezen verklaarde. De officier van justitie had een jeugddetentie van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde een kortere jeugddetentie van dertig dagen op, met aftrek van voorarrest.

Wat betreft de brandstichting, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte daadwerkelijk gevaar heeft veroorzaakt. De verdachte had een aansteker tegen een brandmelder gehouden, maar er was geen bewijs dat dit had geleid tot een brand of gevaar voor personen of goederen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling van de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en problematische gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/041416-21
Datum uitspraak: 2 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens Den Hey-Acker te Breda,
raadsvrouw mr. C.H. Pentinga, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
2 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met aftrek

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 2 ten laste gelegde brandstichting bewezen. De verdachte heeft met een aansteker de brandmelder in brand gestoken. Hij heeft geluk gehad dat de brand zich niet verder heeft uitgebreid en dat geen sprake is geweest van rookontwikkeling. Door zijn handelen heeft hij niet alleen gevaar veroorzaakt voor de goederen op de groep, maar ook voor de andere jongeren en de medewerkers in de inrichting.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte op 11 februari 2021 vernielingen heeft aangebracht in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt. De verdachte heeft verklaard dat hij daarbij ook een aansteker tegen de brandmelder heeft gehouden met de bedoeling om het brandalarm af te laten gaan. Uit het dossier blijkt dat op de brandmelder een schroeiplek zit. Het dossier bevat echter geen verdere informatie over de daardoor ontstane risico’s. De rechtbank oordeelt daarom dat niet kan worden vastgesteld of de brand kans had uit te groeien tot een brand die gevaar voor goederen of personen zou kunnen veroorzaken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 11 februari 2021 te Spijkenisse, in leefgroep De Gaffel in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk, biljartkeuen en glazen potten en voedingsmiddelen en groenten en stoelen en tafel en kasten en overige meubilair en de oven en (inbouw)koelkasten en de keukenkasten en de keuken en ramen en muren en het plafond en de vloer en televisies en de gehele ruimte en andere voorwerpen
van voornoemde leefgroep De Gaffel, die aan Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt toebehoorde, heeft vernield .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte verbleef op 11 februari 2021 in het kader van zijn PIJ-maatregel in de jeugdinrichting De Hartelborgt. Hij heeft op die dag met zijn medeverdachte meerdere goederen vernield. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij bij zijn handelen geen oog heeft gehad voor de enorme schade die hij heeft teweeggebracht en de angst die hij daarmee bij de aanwezige medewerkers van de inrichting en zijn groepsgenoten heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 6 maart 2021 blijkt dat hij eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het YouTurn Vierde Perspectiefplan van 29 januari 2021, opgemaakt door [naam], werkzaam bij Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt. Hieruit komt naar voren dat de verdachte in juli 2020 na diverse incidenten vanuit Teylingereind is overgeplaatst naar De Hartelborgt. Er is een langdurige hulpverleningsgeschiedenis, die weinig lijkt te hebben opgeleverd en in ernst toenemende contacten met justitie vanaf zijn twaalfde jaar. Vanuit Pro Justitia onderzoek wordt gesproken van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Binnen de Hartelborgt wordt gezien dat de verdachte ongevoelig is voor autoriteit en geneigd is om intenties van medewerkers als vijandig te ervaren. Er zijn veel incidenten, die regelmatig gepaard gaan met agressie en er is sprake van veelvuldig middelengebruik en aantreffen van contrabande.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport dat door de Raad voor de Kinderbescherming is opgesteld op 23 februari 2021.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In het geval van verdachte geldt als strafverzwarende omstandigheid zijn strafblad en het feit dat hij en zijn medeverdachte de vernielingen hebben gepleegd in de inrichting waar zij in het kader van de PIJ-maatregel werden behandeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een jeugddetentie voor de duur van dertig dagen opleggen, met aftrek van voorarrest. Het is van belang dat de behandeling van de verdachte wordt hervat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij afzonderlijke beslissing van 2 april 2021 per onmiddellijke ingang opgeheven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 30 (dertig) dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. L. Stevens en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 11 februari 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
in leefgroep De Gaffel in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk,
één of meerdere biljartballen en/of biljartkeuen en/of glazen potten en/of pannen
met heet water en/of voedingsmiddelen en/of groenten en/of stoelen en/of tafels
en/of kasten en/of overige meubilair en/of de oven(s) en/of (inbouw)koelkasten
en/of overige inbouwapparatuur en/of de keukenkasten en/of de keuken en/of
ramen en/of toegangsdeuren en/of muren en/of het plafond en/of de vloer en/of
het brandalarm en/of televisies en/of de gehele ruimte en/of andere voorwerpen
van voornoemde leefgroep De Gaffel,
die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s), te weten aan Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt
toebehoorde, althans aan een ander en/of anderen dan aan verdachte(n),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 11 februari 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in leefgroep De Gaffel in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een
brandalarm/rookmelder, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan de brandalarm/rookmelder geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het
complex van Rijks Justitiële Jeugdinrichting de Hartelborgt, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor de
gedetineerden en/of het personeel van Rijks Justitiële Jeugdinrichting de
Hartelborgt, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )