ECLI:NL:RBROT:2021:6670
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eindvonnis na tussenvonnis in verzetprocedure met bewijswaardering van getuigenverklaringen
Op 30 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een eindvonnis gewezen in een verzetprocedure, waarin de bewijswaardering van getuigenverklaringen centraal stond. De zaak betreft een geschil tussen [naam eiser 1] en [naam gedaagde] over de betaling van bedragen die door [naam gedaagde] aan [naam eiser 1] zouden zijn voldaan. In een eerder tussenvonnis was [naam gedaagde] toegelaten om te bewijzen dat hij contante betalingen had gedaan aan [naam eiser 1]. Tijdens het getuigenverhoor heeft [naam gedaagde] verklaard dat hij op verzoek van [naam eiser 1] een bedrag van € 3.200,-- contant heeft betaald. Deze verklaring werd ondersteund door een getuige, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van [naam eiser 1] dat er nooit contante betalingen zijn gedaan, niet werd weerlegd. De rechtbank concludeerde dat [naam gedaagde] niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd, omdat er geen schriftelijk bewijs was overgelegd en de getuigenverklaring van [naam gedaagde] niet voldoende was om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank handhaafde eerder gegeven oordelen en concludeerde dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig was ontbonden. In reconventie werden de vorderingen van [naam eiser 2] afgewezen, en werd [naam eiser 2] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.